De Nieuwe Taalgids. Jaargang 48
(1955)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 103]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Nest - streen - strank - strop.
|
Korte omschrijving: | jeugdig ondeugend meisje |
Inhoud: | bij herhaling ondeugend |
bij verschillende gelegenheden bemerkt men dat ze weer een streek | |
heeft uitgehaald | |
ergernisgevend | |
niet gemeen | |
benaming slaat niet op karakter, maar op handelingen | |
Uitdrukkingen: | akelig nest (versterkt) |
zo'n nest toch (verzwakt) | |
het is een nest | |
vervelend nest | |
dat heeft dat nest weer gedaan | |
dat hebben die nesten van hiernaast gedaan. |
In de Noordbrabantse Kempen (Oerle bij Eindhoven) wordt nest, znw.m. wel bij voorkeur van een meisje gezegd, maar is het toch ook voor een jongen gebruikelijk. Het is er een dwingerig kind, (een drein, wat WNT van streen zegt), eigenzinnig en ‘pruilaechtig’ (vgl. WNT s.v. dreinen: Een huilend en pruilend, ontevreden kind), ‘hǟmelijk’ (heimelijk), stiekem (wat dus hetzelfde is als hetgeen Corn.-Vervl. voor streen opgeven: ‘iemand die . . . . vol heimelijke streken zit.’ En onder streenachtig: ‘Hij ziet er zoo streenachtig uit, ik betrouw 'em nie')’, ‘eizelaechtig’ (ezelachtig), ‘dä nerges niks va weite wil’, ‘ouveral teigen is’, ‘kooi streik vael (veil) hĕe’, ‘dä et
arrig (= aardig, eigenaardig, vreemd) hĕe zitte’: ene lĕuleke nest, ene nest van e jonkGa naar voetnoot1). Vooraleer nu conclusies te trekken willen we eerst iets zeggen van het tweede, in het opschrift van dit artikel genoemde, woord streen, dat gelijk bekend is, in het Zuiden streng (t.w. garen) betekent. WNT maakt hier twee artikels: streen (I) en streen (II)Ga naar voetnoot2) en merkt op dat streen (I): Iemand die er traag en onnoozel uitziet, maar tevens dwars drijft, plaagt of streken vertoont; drein - gewestelijk in het ZuidenGa naar voetnoot3) - naar alle waarschijnlijkheid identiek is met streen (II): streng (t.w. garen). We hebben eens een oud Kempens boertje het woord streen naam voor een zeker persoon laten omschrijven: ‘Het is’, zo zei hij, ‘iemand die vringaechtig is, die de vring zükt, die verkeerd wil, die härs en giens wil.’ Wanneer we deze niet slechte semantische omschrijving vergelijken met die welke we boven van nest gaven, dan blijkt o.i. overtuigend dat beide woorden zinverwant zijn, wat we bij de betekenisomschrijving van nest gedeeltelijk reeds aangaven, en een semantisch oerelement gemeenschappelijk hebben n.l. de persoon in kwestie is in zijn handelingen draaiend, niet rechtuit, waarvan: strekend vertonend, dwarsdrijvend, ondeugend enz. enz. verdere semasiologische fasen zijn. Het element: draaiend of gedraaidGa naar voetnoot4) is een betekenisbestanddeel van nest en van streen in hun eerste, letterlijke betekenis; van streen streng is dit zonder meer duidelijkGa naar voetnoot5), doch ieder die een nest van een vogel kent weet, dat ook dit gedraaid is van allerlei sprietjes, strootjes, worteltjes en paardenhaarGa naar voetnoot6).
Alles samenvattend kunnen we dus kort en bondig zeggen, dat nest en streen, die in een overdrachtelijke betekenis elkaars synoniemen zijn, in deze secundaire betekenis bijzondere gevallen zijn van nest nidus en streen streng en dat het gemeenschappelijk semantisch oerelement moet gezocht worden in het gedraaid zijn èn van een nest èn van een streen. Dan is het ook duidelijk dat nest en streen bij voorkeur gezegd worden, niet van jongens maar van meisjes, die in de regel meer met draaierijen omgaan, en - streen tenminste - onder de dieren van paarden, die bekend zijn om hun kuren (streken). ‘Hier kon het punctum staan’. Maar om een breder, niet zozeer dieper, inzicht in deze stoffe te krijgen kunnen we ook nog het woord strank in onze beschouwingen betrekken. Verdam geeft in één artikel stranc drie betekenissen van stranc, m. resp. stranke, vr.n.l. 1) strand 2) arm van de zee of van een rivier, tak, inhamGa naar voetnoot7) 3) streng (dit laatste voor het nederrijns en oostmnl. stranck
garns (Teuth.) filetum). Gallée geeft blz. 44a drie aparte woorden: 1) strange, strenge, vr. streng, van wol enz. 2) strank, strenge, m. lijn, strook, arm van een water 3) strank, m. kwajongen, maar het wil ons voorkomen dat dit in wezen dezelfde woorden zijn, wat trouwens ook de opvatting van Verdam was: zie boven alsmede zijn Aanmerking bij 2 (Mnl W, kol. 2271), waarvan 1) de oorspr. bet. vertegenwoordigt en de andere: lijn, strook, (strand), arm van een water enz. en ook kwajongen latere betekenissen zijn. Op grond van het meegedeelde betreffende nest en vooral streen (= streng!) kan men een overdracht aannemen van strange, strenge (= óók streng!) tot 1) onhandelbaar en onverdraagzaam persoonGa naar voetnoot1) 2) ondeugende jongen; kwajongen (beide in WNT s.v. strank (I)).
Opmerking 1. Omtrent de semantische overgang van strank tot ‘kwajongen’ hebben we dus een andere opvatting dan J. van Lessen in WNT s.v. strank (I), die een ontwikkelingsgang van ‘streng, rist, twijg, lijn’ tot ‘kwajongen’ zich denkt - dit in navolging van het mnd. en nnd.: zie Franck, Et. Wdbk. (1892) s.v. streng, waar het ‘lang persoon’ kan betekenen - en waar ze op gron. potstronk en Corn.-Vervl. strunk wijst. Deze laatsten geven in hun Aanhangsel s.v. strunk (= stronk): korte, ineengedrongen persoon, Corn. Bijv. s.v. stronk: kleine, ineengedrongen persoon; ook: plompe mansof vrouwspersoon, een betekenisoverdracht die alleszins duidelijk is. Ter Laan geeft in de eerste druk van zijn N. Gron. Wdbk. - en deze druk is door J. van Lessen bedoeld - van pòtstronk: kleine jongen, die zich verbeeldt dat hij heel wat mans is (zo ook van meisjes), een betekenisovergang welke met die van Corn.-Vervl. overeenkomt; in de tweede druk geeft hij: le kwajongen, 2e jongen of meisje, die zich al heel wat verbeelden. Wanneer we hier de tweede betekenis als de primaire, en de eerste als de secundaire opvatten is de gang van zaken wel duidelijk. Zo ook is een overgang van ‘streng, lijn, strook’ naar ‘lang persoon’ goed te begrijpen, de overgang van ‘lang persoon’ tot ‘kwajongen’ is echter zonder meer niet aanvaardbaar. Men zou als tussenstadium nog: slungel, bengel, lummel of iets dergelijks moeten aannemen. Hoe het ook zij, een directe overgang van strank streng tot ‘kwajongen’ verdient de voorkeur, mede gelet op dezelfde overgangen bij nest en streen.
En nu het vierde en laatste woord strop. Als er één is dat met het begrip ‘draaien’ in verband staat, dan is het wel strop; immers, het is waarschijnlijk van vulgair latijn strŏppus, strŏphus < gr. στϱόϕοω van leder of vel gedraaide band, gordel, dat ablautend verwant is met gr. στϱέϕω = draaien, wenden, keren. Op dezelfde wijze als we ons de betekenisovergang denken bij nest, streen en strank, door uit te gaan van een grondbetekenis ‘draaien’, doen we dit bij stropGa naar voetnoot2): ondeugende jongen, deugniet, bengel (in welke zin het vooral in 't Oosten van Noord-Nederland zeer gewoon is), schalk, guit (in deze gunstiger zin in Zuid-Nederland), levendig, schalks meisje (in Vlaanderen).Ga naar voetnoot3)
Opmerking 2. Bij deze opvatting van de betekenisontwikkeling van strop kunnen we de mening van WNT, dat strop eigenlijk betekent: ‘iemand die de strop (om iemand te verworgen of op te hangen) verdient’ niet delen. Deze zienswijze kan misschien een navolging zijn van die van Paul, die
D. Wtb.3 s.v. strick zich minder positief uitdrukt: ‘Als Schimpfwort ist Strick wohl zu erklären wie das schlimmere Galgenstrick (einer, der den Strick verdient hat).’ Van de in WNT s.v. strop (I), kol. 199 gegeven samenstellingen: galgestrop, hangebast, hd. galgenstrick, eng. hangrope, hangstring is het natuurlijk duidelijk dat ze metonymisch gebruikt kunnen worden, dat bijv. hangebast, in eerste instantie: touw of strop om iemand aan op te hangen, overdrachtelijk is gezegd geworden van een persoon die verdiende door zo'n hennepen venster te kijken oftewel gehangen te worden d.i. een booswicht, een schurk. Daarop wijzen de eerste leden van de composita. Zover echter hoeft het enkelvoudige strop niet te gaan, wat zeker de Zuid-Nederlandse betekenissen ook wel laten zien.
Samenvattend constateren we, dat de woorden nest, streen, strank en strop, waarvan het eerste en het laatste in het A.B. voorkomen, de beide andere in dialecten, synoniemen van elkaar zijn, wat ons des te duidelijker wordt naarmate we dieper in de betekenis dezer woorden doordringen. Dàt ze in hun betekenis verwant zijn, ja vrijwel hetzelfde beduiden, vindt zijn oorzaak hierin, dat ze alle vier op een gemeenschappelijk kernelement ‘draaien’ teruggaan.
Deventer.
A.P. de Bont.
- voetnoot1)
- Deze woorden en omschrijvingen tonen wel heel duidelijk, hoe moeilijk het is de waarde van nest aan te geven.
- voetnoot2)
- Het zou beter gedaan hebben streen (I) en streen (II) tot één artikel te verenigen, waarbij streen (I) een bijzondere toepassing is van streen (II), zoals nest ondeugend enz. meisje een speciale betekenis van nest nidus is.
- voetnoot3)
- In de Noordbr. Kempen wordt streen ook gebruikt met betrekking tot jongens (Corn.-Vervl. ‘En streen van'ne’ jongen), zoals nest dus, en van dieren (vooral paarden): 'n strein van e pärd. Het woord is er in beide bett. vr., gelijk nest er in beide bett. manlijk is.
- voetnoot4)
- De persoon draait in zijn handelingen, de handelingen zelf zijn gedraaid.
- voetnoot5)
- Deze draaiende d.i. her en der gaande beweging blijkt ook uit het afgeleide ww. strenen slenteren, dat volgens Schuerm. in de Kempen en het Hageland gebruikt wordt.
- voetnoot6)
- Hierom vermoedelijk kan WNT onder nest, 10 als een bijzondere bet. geven: een door elkaar gewarde massa en onder 11) warwinkel. En onder nestig: ‘Nest duidt vaak iets aan dat verward is, niet ordelijk. Dat begrip vindt men ook in nestig, maar in de jongere taal is het gewijzigd’. ‘In het Mnl. is het woord (nistich) slechts gevonden in den zin van slordig, niet netjes, van de kleederdracht gezegd’ (Verdam), een bet. die in ons verband - gedraaid - verward - niet ordelijk - slordig - volkomen past en die Verdam in het ongelijk zou kunnen stellen als hij beweert, dat het woord waarschijnlijk niets met nest, vogelnest, te maken heeft.
- voetnoot7)
- In dezelfde bet. dial. ndl. streng (Taalgids 3, 169).
- voetnoot1)
- Dit ‘onhandelbaar’ van strange, strenge is o.a. ‘eigenzinnig’ van nest (zie boven) en ‘dwarsdrijft’ van streen (zie boven).
- voetnoot2)
- Vgl. Maer d'Inquisiti barst . . . Met kracht ten afgrond uyt . . . De vierde suster van de doodse Rasernyen . . . Gifmengster, stokebrand die strick en stroppen draeyt (Vondel).
- voetnoot3)
- Zie WNT s.v. strop (I), 7.