De Nieuwe Taalgids. Jaargang 48
(1955)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Auteursrechtelijk beschermdAankondigingen en mededelingen.In memoriam P.N. van Eyck.Een speciale aflevering van het Amsterdams Tijdschrift voor LetterkundeGa naar voetnoot1) is gewijd aan de nagedachtenis van de onlangs gestorven letterkundige en hoogleraar. De redakteuren Johan B.W. Polak en Wim J. Simons vonden 16 uitgenodigden tot medewerking bereid. Na een inleidend woord, vol bewondering, volgt eerst een onuitgegeven gedicht van P.N. van Eyck, een vertaling van Mallarmé's dramatisch fragment Herodiade. De reeks opent met de tekst van het herdenkingscollege van zijn opvolger P. Minderaa. Daarbij sluit zich aan een In memoriam van zijn assistente Mej. Dr J.M.C. Bouvy en een Herinnering van zijn vriend Prof. P. Geyl, die met hem twee jaren het tijdschrift Leiding redigeerde. Zijn betrekkingen tot Albert Verwey worden uitvoerig nagegaan door Mevr. Nijland-Verwey. De Herdenking van Nine van der Schaaf berust op de kennismaking tijdens van Eyck's verblijf te Driebergen. - Anton van Duinkerken neemt als uitgangspunt De entreerede van 1935, getiteld ‘Kritisch Onderzoek en Verbeelding’, in verband met een redevoering van 1938 over ‘Leven en Dood in de Dichtkunst’, en verdeelt de werkzaamheid van Van Eyck in drie perioden. - W.L.M.E. van Leeuwen geeft ‘Meditaties bij het lezen en het werk van P.N. van Eyck’ over Deugd, geluk en de dichterschap. - Uitvoerig en belangrijk is de essay van Hendrik de Vries: een karakteristiek van de dichter, die een waardig pendant krijgt in de soortgelijke studie van C. Bittremieux: Onder het licht van de eerste ster, over de betekenis van het ‘ster-symbool’ in zijn dichterlijk werk. - Als jongere bewonderaars komen dan nog aan het woord J.A. Rispens (In memoriam), Karel Meeuwesse (Over Van Eyck's opvatting van het dichterschap) en G. Knuvelder (Van Eyck als essayist). Ten slotte waardeert A.A.M. Stols Van Eyck als bibliofiel (P.N. van Eyck en het boek). De namen van deze schrijvers, die Van Eyck als vriend van nabij gekend hebben, of die zich bewonderend in zijn werk verdiepten, zijn voldoende waarborg dat de beide redateurs, als daad van piëteit, ons een waardevolle verzameling geschonken hebben, onmisbaar voor ieder die deze te weinig bekend geworden dichter en letterkundige beter willen leren kennen. | |
[pagina 58]
| |
Boeket voor Betje en Aagje.Met dit aardig gekozen opschrift heeft de Wereldbibliotheek een bundel uitgegevenGa naar voetnoot1) als blijvende herinnering aan de Wolff-en-Deken-viering van dit jaar, maar tevens als een belangrijke bijdrage tot de kennis van hun persoon en hun werk. Voorop gaan twee interessante redevoeringen, van Dr. Ha C.M. Ghijsen over Wolff en Deken, eenheid uit tegenstellingen en van Dr. A. Romein-Verschoor, getiteld Met de tijd en tegen de tijd. Daarop volgen twee bijdragen, die betrekking hebben op de culturele achtergrond van hun optreden. Dr. O. Noordenbos schrijft over Opvoedingsidealen van Betje Wolff in historisch verband; Ds. N. van der Zijpp schetst Wolff en Deken in de kerkelijke situatie van hun tijd. Dr. A. van der Boom maakte studie van De portretten van El. Wolff en A. Deken; illustraties van haar werken (met reproducties). - Een uitvoerige studie wijdde H.A. Höweler aan de verhouding van Betje Wolff en Lucretia van Merken. De beroemde Lucretia nam tegenover de zoveel jongere Betje terughouding in acht. Merkwaardig is hoe de aanvankelijke bewondering van Betje verzwakte en in de Willem Leevend uitliep op een parodie van haar dichtstijl. Uit onuitgegeven brieven blijkt dat in de kring van De Winter-Van Merken het talent van de Domineesvrouw maar matig gewaardeerd werd. - J.C. Brandt Corstius brengt in een voordracht De betekenis van Wolff en Deken voor onze tijd ter sprake. Hij betoogt dat hun achttiende eeuwse romankunst, ondanks diepgaand verschil met de moderne, nog niet verouderd is, omdat zij er in slaagden een roman te schrijven ‘met een juiste verhouding tussen literatuur en leven.’ - Dr. H.J. Vieu-Kuik vraagt aandacht voor Betje Wolff, de anonieme, nl.. voor haar Spectatoriale bijdragen zonder eigen naam aan De Grijsaard en de Rhapsodist. De laatste worden op grond van een stilistisch onderzoek aan haar toegeschreven. Het laatste gedeelte van dit boek (blz. 127-208) bevat een Bloemlezing uit gedichten en proza van de beide schrijfsters. Uit deze opsomming van de veelzijdige inhoud kan reeds blijken dat dit boek waardevolle bijdragen levert tot de Wolff-en-Deken-literatuur. | |
Netherlandic Language Research. Men and works in the study of Dutch.Op initiatief van het ‘Belgisch-Nederlands Interuniversitair Centrum voor Neerlandistiek’ (een Commissie van hoogleraren in de Nederlandse taalkunde aan Belgische en Nederlandse universiteiten) heeft Prof. C.B. van Haeringen de samenstelling van dit boekGa naar voetnoot2) op zich genomen. Het is bestemd voor Germanisten en andere linguisten in het buitenland - vandaar de Engelse tekst - en geeft een beknopt overzicht van de methoden en uitkomsten van de studie in de lage landen. Ongetwijfeld zullen ook Nederlandse studerenden het met vrucht kunnen raadplegen. Het overzicht is verdeeld in dertien hoofdstukken o.a. handboeken en periodieken, Oud- en Middelnederlands, 16de en 17de eeuw, de periode 1675-1880. Met hoofdstuk VIII begint het moderne Nederlands, sinds 1880, waarna o.a. vreemde invloeden, dialectologie, onomastica en woordstudie besproken worden. Vooral de laatste dertig jaren, sinds 1920, zijn uitvoerig behandeld. Een uitvoerige Index is een nuttige wegwijzer. Ook aan de Zuidnederlandse taalbeoefening is de volle aandacht geschonken, terwijl de schrijver, ondanks persoonlijke keuze, steeds een objectief standpunt inneemt. | |
[pagina 59]
| |
De constructie met vooropgeplaatst praeportionaal object.Over dit onderwerp schreef A.A. Verdenius een artikel in ons tijdschrift XXXVII (1943), blz. 71-74. In 1949 wees P. Sipma op deze gebruikelijke constructie in het Fries. (Praten hâld ik net fan) in It Beaken (XI, 155). Onlangs gaf Chr. Stapelkamp in Us Wurk (III, Nummer 4) daarbij een reeks nieuwe bewijsplaatsen uit Friese en Nedersaksische geschriften met een aanvullende toelichting. Zijn conclusie luidt: terwijl deze constructie in het Fries bewijsbaar is tot 1500, in Saksische streken tot in de 17de eeuw, ‘is thans de situatie zo, dat in 't algemeen Nederlands (Utrecht, Zuid-Holland) de constructie met 't hervattende adverbium daar de algemeen gangbare is, die zonder dit bijwoord is er uitzondering. het tegenovergestelde is 't geval in 't Fries, 't Noord-Hollands en de Nedersaksische streektalen (speciaal in 't Gronings); hier is de constructie zonder 't adverbium daar de meest gewone en die met dit bijwoord uitzondering.’ | |
Esmoreit.Een nieuwe uitgave van Een abel spel van Esmoreit, bewerkt door Dr. Rob. Roemans en Drs. René Gaspar, verscheen onlangs als nummer 98 van de Klassieke GalerijGa naar voetnoot1). De luxe-uitgave, met reproductie van het handschrift, die Al. De Maeyer en Rob. Roemans in 1948 bezorgden, is nu gevolgd door een populaire uitgave, met R. Gaspar als nieuwe medewerker. De Inleiding is in twee delen gesplitst: I Abele spelen, over de betekenis van het ‘abel’ spel, de datering, de herkomst en de dichter van de abele spelen, II Esmoreit (literaire waarde en dramatische bouw; stof: bron of overeenkomst). Veel zorg is besteed aan de Bibliografie, die 12 blz. beslaat. Uitvoerig is de tekst in voetnoten toegelicht. | |
Nu nog.Deze titel draagt het Orgaan van de Vereniging voor Beschaafde Omgangstaal, dat vier maal per jaar verschijnt en waarvan het Hoofdbestuur ons een tweetal exemplaren (Jaarg. II, nummer 2 en 3, Juni/September) toezond. De inhoud overtuigde ons opnieuw dat de Vereniging nuttig en verdienstelijk werk verricht o.a. door briefwisseling met de leden in een Brievenbus en een Vragenrubriek. Om een denkbeeld te geven van de propaganda vermelden wij de titels van enige beknopte artikels: Vreemde woorden in het Nederlands (J. Leenen), Taalzorg in de familiekring (J. Verhasselt), Tien argumenten voor het gebruik van een beschaafde omgangstaal (M. van Dijck), Vlaamse afwijkingen van het A.B.N. (J. Verhasselt), De kennis van het A.B.N. door de leerlingen van het Middelbaar Onderwijs (Dr. G. Olbrechts). | |
Balans en Bezinning.In een beknopt artikel (15 blz.) gaf Dr R.F. Lissens in Het Boek in Vlaanderen 1954 een volledig en helder overzicht van Vijf en twintig jaar Vlaamse Letteren, beginnend met de Gedichten van Van Ostaijen (1928) en Het Berg-Meer van Karel van de Woestijne (1929). C.d.V. |
|