Zo met geëlideerde klinker.
De lezer van de Hert-spieghel herinnert zich mogelijk uit de aanhef van dat werk de eigenaardige vorm z' voor zo, met blijkens schrijfwijze en versmaat geëlideerde klinker:
Zóót kind of kins-kind sticht, z'ist wel verdient geschonken. - De commentaar van A.C. de Jong deelt mee dat hs. H zo' ist heeft, volgens een ook uit Hooft bekende manier. Zie nader aldaar p. 92, ook over andere elisiegevallen. ‘'t Opvallendst - zegt de commentator - zijn de geëlideerde vormen van zo. Kan men van de andere gevallen nog denken, dat ze door rhythmische invloeden ook wel eens in de spreektaal voorkwamen, z' is moet men stellig als een kunstmatige vorm beschouwen. Vermoedelijk is hier navolging in het spel van 't Latijnse vers, waarin de eindvocaal van een woord voor vocaal wegviel’.
Een bezwaar tegen deze opvatting schijnt gelegen in het feit dat wij hetzelfde verschijnsel ook een enkele maal bij Bredero aantreffen. Griane vs. 1733 (ed. Knuttel):
Ay haalt een spieghel knap, so erkennen wy den Aassem, waar het metrum van de alexandrijn evenzo op elisie wijst. Daar wij hier met een gesproken tekst te doen hebben, is het moeilijk aan een kunstmatige, onwezenlijke vorm te geloven. In de spelling is geen elisie aangeduid. Ook zijn er in Bredero's alexandrijnen wel meer onregelmatigheden op te merken, waarbij echter rekening moet worden gehouden met de onbetrouwbaarheid van de overgeleverde tekst. In het onderhavige geval zou de metrische hapering verdwijnen, als wij aannemen dat de vocaal van zo niet geheel uitvalt, maar ongeveer tot een consonantische waarde vervluchtigt: zw' erkennen.
L.C. Michels.