Programmanamen.
Het realisme heeft ons bij verhalen ontwend aan familienamen, die het karakter van een persoon voorgoed vastleggen, waardoor alle verrassing of ontwikkeling wordt uitgesloten, zoals de tendensliteratuur het stelselmatig bedoelde te doen. Is Koning Wonder in Walewein geen oud voorbeeld?
Wolff en Deken kunnen niet buiten dit middel om elke figuur voor de slaperigste lezer nog duidelijk te maken. Met de vinger staan allerlei personages van hun eerste roman aangewezen. De hoofdpersoon heet Burgerhart naar Vondels vertaling van Claudius Civilis (W.B. IX 901 vv.); en omdat de schrijfsters als overtuigde Patriotten bekend zijn, is het misschien mogelijk deze naam als een synoniem van Patriot op te vatten. Anderen heten Blankaart (gespeld met t, want Wolff en Deken schrijven ook aartig), Doorzicht, Deegelijk, Nijverhart, Ds. Redelijk als man van de verlichting, Edeling (onder invloed van de Rei van Edelingen in Gijsbrecht? of leefde het woord nog evenals ouderling?). Deze gunstige namen spreken niet minder voor zich zelf dan de ongunstige van Juffrouw Slimpslamp, Wed. Spilgoed-Buigzaam, de onbeduidende Rien du Tout en de blauwkous van Kwastama. In Willem Leevend wordt dezelfde trant toegepast. Dat de hartstochtelijke hoofdpersoon en zijn geestige zuster de naam Leevend dragen, is niet alleen voor deze figuren kenmerkend, maar voor heel de preromantiek. De vertegenwoordiger van het rationalisme heet hier Helder, de natuurliefhebber Veldenaar, de koopman Renting, een vrijzinnige vrouw de Vrij, een schreeuwerige tante de. Harde, terwijl de namen Goedmans en Looshart genoeg zeggen evenals die van de Zwerver voor een avonturier en Rammel voor een praatzieke huishoudster. In het oog springt de tegenstelling tussen de ketterjager Ds. Heftig en de irenische Prof. Maatig. Allen krijgen bij hun optreden een etiket op hun voorhoofd geplakt in de vorm van een naam, die gerust voor bijnaam zou kunnen dienen. Zo moet de snodaard of ‘verraaier’ op het volkstoneel vanzelfsprekend een rooie pruik dragen.
Hildebrand volgt het gebruik, door een norse neef de spreekwoordelijk geworden naam Nurks te geven en een stijve neef heel tekenend Stastok te noemen. Een naprater heet Van Naslaan, een eeuwige student Dolf van Brammen, een ambitieuze fat van der Hoogen. Op de verbeelding werkt de naam Klaartje Donze, terwijl de mededinger natuurlijk Hateling dient te heten. Op zijn beurt doet Multatuli met deze traditie mee, wanneer in Max Havelaar tussen gewone namen, die de illusie van werkelijkheid helpen onderhouden, Droogstoppel en Sjaalman, Ds. Wawelaar en Slijmering verschijnen. In Minnebrieven komt Fancy, waarvan de naam een gangbare formule uit de Europese romantiek voorstelt; in Specialiteiten Baron van Een-en-ander; In Millioenen-Studiën een rij spotnamen voor de nodige karikaturen bijeen zoals juffrouw Krent, Miss Lovehunger, freules Kromkruis, mejonkvrouw Hemelgeit, douairière Pretsnyder. Woutertje Pieterse daarentegen blijkt ook in dit opzicht een overgang van romantiek naar realisme te vormen, dat programmanamen als vrouw Gooremest voor een kroeghoudster, schoolmeester Pennewip en molenaar Stoereman zeldzamer geworden zijn. Een sprekend geval blijft de firma Ouwetyd en Kopperlith, waarbij de tweede naam aanleiding geeft voor woordspelingen met koprolithen en vermoedelijk met het oog daarop is gekozen.
De naam Rammelslag, die ergens anders in Ideën een zwetser moet typeren, herinnert aan Rammel in Willem Leevend.