Vorm en inhoud één.
Wie zich, op het voetspoor van een toenemende schare voorgangers (onder wie zich laatstelijk D.A. de Graaf in dit tijdschrift - 46ste jaargang, 3e en 4e aflevering - geschaard heeft) verdiepen wil in de geschriften van de auteurs vóór Tachtig om onder hen ‘voorlopers’ van die Tachtigers te vinden, zij verwezen naar Kneppelhout. Van der Grinten (‘Nederlandsche aesthetica in de negentiende eeuw’ I, Helmond, 1947, 113) noemt hem terloops, maar niet in deze geest, noch vermeldt hij de volgende aanhalingen die wellicht de aandacht verdienen:
‘De natuur... eischt evenwigt tusschen geest en stof, eenheid tusschen gedachte en vorm’. Geschriften, XI (1849), p. 42.
‘Dat in letterkunde vorm ondenkbaar is zonder gedachte mag een axioma heeten: beiden zijn een’. Geschriften X (1865), p. VI.
De datum waarop deze teksten het eerst werden neergeschreven, respectievelijk gepubliceerd, ligt uiteraard verder terug in het verleden dan het tijdstip waarop zij in de ‘Geschriften’ verzameld werden.
G. Kn.