Hypercorrecte sj of incorrecte s.
Toen in 1934 door Minister Marchant bij het onderwijs de spelling werd ingevoerd, die sedert, in België in 1946, in Nederland in 1947, in hoofdzaak de officiële spelling is geworden, heeft het woord dat tot dan toe werd gespeld marsch ‘(militaire) tocht te voet’, moeilijkheden veroorzaakt. De regel, luidende ‘sch wordt alleen daar geschreven waar de ch gesproken wordt’, veranderde barsch, barsche in bars, barse. Volgens velen stond het woord marsch, meervoud marschen, gesproken mars, marsen, daarmee geheel op éen lijn, en aan de spelling volgens de nieuwe voorschriften was dus voor die velen geen twijfel mogelijk. Er bleek evenwel ook een groep te zijn die marsj, marsjen sprak, en sommigen onder die sj-mensen waren van de correctheid van hun uitspraak zozeer overtuigd, dat ze de andere uitspraak even ‘slordig’ achtten als bijv. pluus voor pluche of mets voor match. Die waardering moest zich dus o.a. laten welgevallen een nu overleden mars-gezind hoogleraar in Nederlandse taalkunde, die in een korte handleiding voor de nieuwe spelling argeloos had laten voorkomen het woord dagmar - en in een oefening waarboven stond: ‘Vul in s, ss, sch - of ssch’, geen ogenblik vermoedende dat dagmar - en voor een verstandige leerling een geniepige valstrik zou kunnen zijn, onbehoorlijk geniepig omdat de marsj-complicatie in de regel niet was voorzien. Anderzijds meende de mars-partij, dat de uitspraak marsj precieuze frans- of duitsdoenerij was, eventueel voortgekomen uit militaire kringen, waar immers ook het kommando halt met de ‘vlakke’ pruisische l wordt gesproken. Niemand onder de mars-mensen ging, meen ik, zover dat hij het beschavingspeil van de
marsjisten omlaagdrukte tot dat van eenvoudigen, die corset hyperfrans tot korsjet maken.
Die wederzijdse waardering daargelaten, er wàs een moeilijkheid. Kon men niet zeggen dat in het De-Vries-en-Te-Winkelse marsch ‘de ch gesproken’ werd zoals in scheef, beschermen, verschuiven, het ging toch ook niet aan, gegeven de in feite voorkomende uitspraak marsj, het geval marsch zomaar op éen lijn te stellen met barsch, visch e.d. Die moeilijkheid is toen door overleg tussen belanghebbenden opgelost in deze zin, dat beide uitspraken orthografisch werden gehonoreerd door invoering van twee schrijfwijzen mars en marche, welke laatste, gekozen omdat marsch verwarrend zou kunnen werken, aansloot bij marcheren, een woord waarbij niemand aan de sj twijfelde.
Lang na deze vreedzame oplossing van het kleine conflict hoorde ik de uitspraak marsj voor een ander woord, dat ook De Vries en Te Winkel al als mars spelden, en dat in de samenstelling marskramer algemeen bekend is. De spreker was iemand die als bespeler van het nederlandse taalinstrument nu niet de eerste de beste is, iemand die éen, en niet meer dan éen, zeer bijzondere dichtbundel op zijn naam heeft staan, en bovendien als hoogleraar en politicus bekend is geworden. Deze dichter-hoogleraar-politicus sprak in een onderhoud op 9 December 1948 de uitdrukking in z'n mars hebben twee maal onmiskenbaar met marsj. Het is niet te stoutmoedig, daaruit af te leiden dat hij het andere, vroeger marsch gespelde woord ‘van huis uit’ met s sprak, maar zich had aangeleerd dat op te knappen tot marsj. En aan die opknapper had dan het andere woord mars, dat altijd al zonder ch gespeld was, ten onrechte zijn deel gekregen.
Iemand die in het mars-marsjgeschil van 1934 een overtuigd marsman was, zal, ziende wat een man van een dergelijke eruditie en taalbeheersing aan hypercorrectheid passeren kan, te sterker geneigd zijn aan te nemen dat