Een zin van Bakhuizen.
Met een vernietigend stukje van enkele regels herdacht Bakhuizen van den Brink in 1856 een Duits geleerde, die zich aan subjectieve interpretaties te buiten was gegaan. De scherpe kritiek sloot niet zonder toepassing op Holland zo: ‘Door niemand is die verkeerde rigting beter in het licht gesteld, wij zouden bijna zeggen gepersiffleerd, dan door de uitgave dier Oden (van Horatius) van prof. P. Hofman Peerlkamp’.
Volgens een uitvoerige voetnoot schijnt Gerbert Colmjon (R.C. Bakhuizen van den Brink 201) nu te menen, dat de Leidse classicus hier opgehemeld werd. Maar er staat vrij duidelijk te lezen, hoe Hofman Peerlkamp, die immers verschillende oden willekeurig aan Horatius ontzei, omdat ze niet goed genoeg zouden zijn voor de dichter, de romantische methode ad absurdum had gedreven. Juist het lakonieke van Bakhuizen's pregnante stijl vormt de geestigheid, waarvan de pointe onuitgesproken en toch voor ingewijden verstaanbaar is. Zijn indirekte spot geeft de toon voor Busken Huet aan.
G.B.