De Nieuwe Taalgids. Jaargang 46
(1953)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 158]
| |
Psychologie op rijm.In de ‘Roman van Karel den Groote en zijne XII Pairs’, welke vijf fragmenten ruim een eeuw geleden, volgens de eisen van die tijd zijn uitgegeven door dr. W.J.A. JonckbloetGa naar voetnoot1), wordt door de z.g. sterke kunne ongelooflijk veel geredekaveld. Soms neemt dit mondeling taalgebruik het karakter van bekvechten aan en stemt dan overeen met de ongenadige duels en andere kloppartijen bij diverse gelegenheden, 'n Ander maal beluistert de lezer een gedachtenwisseling, die de allure krijgt van 'n dispuut, 'n pleidooi, dat niet geheel gespeend is van advocaterij. Zoals ingewijden weten vindt er in het tweede fragment een rechtzitting plaats, waarbij de ‘her keyser fijn’ ambtshalve president is en de sluwe verrader Gelloen (in genade aangenomen) de functie van hofmeier, althans van hoge raadsheer vervult. Op PaasmaandagGa naar voetnoot2) zijn talloze ridders e.a. getuige van een geding i.v.m. de schaking van de schone Helene, gemalin van Otto, de Keulse vorst, door de verliefde koning Yoen. Gelloen, optredend als procureur en advocatus van de gedupeerde echtgenootGa naar voetnoot3) (vs. 2966-3020) wordt door hertog Garijn van Medeborch, een broer van de betichte Yoen, geattaqueerd. Zijn pleitrede vangt hij luide en met enige kennis van de menselijke en kinderpsychologie als volgt aan: 3030
... Her keyser, here,
Verstaet mi dor u ere.
Tkint segt wale dat ment sleet
Maer en segt niet gereet
Wat dat weder heeft mesdaenGa naar voetnoot4).
Alzo, er is niets nieuws onder de zon. Het meisje en het jochie, dat huilebalkend bij moeder, vader, oma e.dgl. z'n beklag komt doen, als 't door andere kinderen (of door de meester) geplukhaard is, of van dezen 'n pak slaag heeft opgelopen, zal nooit de jeremiade aanvangen met een zelf-beschuldiging, doch wel met 'n aanklacht. Daarbij laat het in de schaduw wat de casus belli zijnentwege is. Mag hieruit wellicht besloten worden, dat het ‘j'accuse’ een oer-juridische drift in de mens is?
Maastricht, Januari 1953. Jef Notermans. |
|