De Nieuwe Taalgids. Jaargang 46
(1953)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 155]
| |
Van Deyssels eerste publicatie.Anthonie Donker heeft er kortgeleden nog eens op gewezen dat het omvangrijke artikel De Eer der Fransche Meesters, door Lodewijk van Deyssel bijgedragen aan het Augustusnummer van De Dietsche Warande Jaargang 1881, niet diens eerste optreden als publicist was. ‘Het eerste zou, volgens een nededeling van Van Duinkerken, een artikel in de Gooi- en Eemlander geveest zijn, over de zgn. peinture Bogaerts, een soort van opgeschilderde fotografie, een stuk dat moeilijk meer te achterhalen zal zijn’Ga naar voetnoot1). Toen Benno J. Stokvis in 1921 aan Lodewijk van Deyssel een samenvattende studie wijden ging, heeft hij pogingen in 't werk gesteld dit stuk van Van Deyssel in handen te krijgen, doch de Redactie van De Gooi- en Eemlander moest hem meedelen dat onder de vorige eigenaar alle oude jaargangen werden verbrand. Van Deyssel zelf liet aan Stokvis weten er ook geen exemplaar meer van te bezittenGa naar voetnoot2). Het zag er dus naar uit dat dit artikel wel voor altijd verloren zou blijven. In een hem door M.J. Brusse, in 1924, afgenomen vraaggesprek liet Van Deyssel zich evenwel ontvallen dit opstel nòg te bezitten. ‘Evenals mijn Vader heb ik altijd alle papieren van eenige beteekenis, die ik ontving, bewaard. Ook de handschriften en de drukproeven van mijn eigen werk. En ik vond 't natuurlijk als zestienjarige jongen heerlijk om mij voor 't eerst gedrukt te zien. Ik herinner mij nog, dat ik het blad liet lezen aan mijn zuster Catharina en haar vriendin Louise Stratenus, - dat de dames 't aandachtig bekeken en mij verzekerden dat 't heel veel beloofde’Ga naar voetnoot3). Bij de inventarisatie van Van Deyssels letterkundige nalatenschap is het bewuste artikel nu te voorschijn gekomen. Het blijkt een ingezonden stuk te zijn en het werd afgedrukt in De Gooi- en Eemlander van 17 Sept. 1881Ga naar voetnoot4). Curiositeitshalve laat ik het hier volgen in zijn geheel: | |
‘Peinture-Bogaerts’. Aan de Redactie.Met genoegen heb ik gezien, mijnheer de redakteur, dat gij in uw nummer van 10 Sept. melding maakt van hetgeen door Mevr. Storm van der Chys en professor Thijm, op het Bredaasche Kongres, over bovenstaand reproduktiegenre gesproken is; als ook hoe gij spreekt over den onbeschaamden brief door Bogaerts dien hoogleraar toegelicht. Nu gij eenmaal uwe lezers aangaande deze kwestie onderhouden hebt, is 't, dunkt me, opdat zij er zich een, zoo kompleet mogelijke voorstelling van maken, niet kwaad er op te wijzen, hoe de heer Alberdingk Thijm zich hierover verder uitgelaten heeft, - na kennis genomen te hebben van het schrijven des heeren Bogaerts. Het is te vinden, in het Handelsblad van 11 September. Wij ontleenen hieraan het volgende: ... Zoo lang het eeuwenoude adagium: als twee het zelfde maken, is het niet het zelfde, een waarheid blijft, - zoo lang Buffon gelijk heeft, met zijne uitspraak le style c'est l'homme même, - zoo lang het zin heeft, dat men, ter vervaardiging van den kataloog eener schilderijveiling, personen aanstelt, | |
[pagina 156]
| |
die echte Hobbemaas van het werk der navolgers of kopiïsten hebben te onderscheiden, - neem ik de vrijheid mijn standpunt te handhaven. Dat een schilder, onbekend met wat de heer Bogaerts ondernomen had, van eenige naar dezen betitelde peinture zeggen kon: ‘C'est impossible! j'y retrouve mes coups de pinceaux’, laat ik gelden, maar zeer wijselijk heeft deze schilder den geschreven lof wat getemperd, door de uitdrukking: ‘j'ai failli prendre [la reproduction] pour l'original’; ik ben op het punt geweest de kopie voor het origineel te nemen ... Dat er onder de moderne schilders enkele gevonden worden, die met goedwilligheid zich te-vreden betoonen over de reproduktie van hun werk, - is niet te verwonderen. Maar te verwonderen zoû wezen, dat geoefende kunstkenners, dat bijv. Dr. W. Bode of Adolphe Siret, eene Bogaerts-kopie naar Rembrandt of naar Teniers voor werken van de hand dier meesters zouden houden en in hunne geschriften als zodanig prijzen. Kan de heer Bogaerts ons zoo iets leveren, dan neem ik mijne Kongres-redeneering te-rug en acht den steen der wijzen gevonden. Zoo ver zijn wij nog niet; maar inmiddels onderschrijfik gaarne de woorden van onzen begaafden landgenoot Rochussen: ‘Het is mij aangenaam U geluk te wenschen met den goeden uitslag door u verkregen’. ‘Mij dunkt, dat het procédé Bogaerts boven chromolithografie en oleografie de kroon spant.’ Hieruit nu blijkt duidelijk dat de heer Alberd. Th. het zoo kwaad niet gemeend had en de heer Bogaerts allerminst het recht een dergelijken brief te schrijven. Amsterdam, 13 Sept. 1881. L.v. Deyssel.
De lezer zal zich intussen hebben afgevraagd hoe hier gesproken kan worden van een eerste publicatie, waar toch De Eer der Fransche Meesters werd afgedrukt in de Augustus aflevering van de D.W., Jrg. 1881?
De oplossing is deze dat dit Augustusnummer met vertraging verschenen is. Hoe aanzienlijk deze vertraging was, kan vooreerst worden vastgesteld uit de datering die Van Deyssel aan zijn opstel meegaf: 16 Aug. '81, vervolgens aan de hand van de drukproeven. De eerste proef van het Warandeartikel kwam, blijkens de door Van Deyssel daarop aangebrachte datum, eerst 29 Aug. '81 gereed. Zij zal toen, zo kan men aannemen, terstond gecorrigeerd zijn. De voor ons meest interessante correctie is die der vervanging van het pseudoniem Jan van Gent door het pseudoniem Lod. van Deyssel. De tweede proef kwam 10 Sept., de derde 14 Sept. '81 binnen, dat is dus een dag na het schrijven van het stukje over de Peinture Bogaerts. De 4de October '81 is het eindelijk zo ver dat J.A. Alberdingk Thijm aan Karel, die dan in Hilversum verblijft, een dozijn overdrukken kan opzenden. ‘Maar [ik] beveel U ten zeerste aan, aan niemant te laten blijken wie v. D. is. Uw woord zoû er in kracht door verliezen. De Hr. Ant. Sterck heeft al gegist, dat gij het waart, en Dr. N(uyens) schrijft mij, dat deze hem meldde, de auteur was een jongen van 16 jaren’Ga naar voetnoot1). De brief van Dr. W.J.F. Nuyens werd ongedateerd door mij terug gevonden, maar het postmerk geeft 3 Oct. '81. Het is Nuyens' eerste reactie op De Eer der Fransche Meesters. Hieruit mag besloten worden dat de Augustusaflevering, ofschoon al definitief ge- | |
[pagina 157]
| |
reviseerd rond de 15e September, tenslotte uitgekomen is op een der laatste dagen van die maand. Het stuk over de Peinture Bogaerts is dank zij deze vertraging Van Deyssels eerste publicatie geworden en dientengevolge 17 September 1881 de datum waarop de schuilnaam Lodewijk van Deyssel zich het eerst in drukletters manifesteerde, feitelijke bijzonderheden die ons niet zullen beletten aan Van Deyssels debuut de datum van 16 Augustus '81 te blijven verbinden.
Vaals. Harry G.M. Prick. |
|