De Nieuwe Taalgids. Jaargang 46
(1953)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdEen fragment uit het Heber-Serrure-Hs. (U.B. Gent, MS 1374) geidentificeerd.In het Heber-Serrure-manuscript, afkomstig uit de librije van het Rooklooster in het Zoniënwoud bij Brussel en bewaard op de Universiteits-bibliotheek te Gent onder catalogusnr. 1374, dat voor de geschiedenis van de mnl. letterkunde van uitzonderlijk belang is, omdat het de enig overgeleverde tekst bevat van de Vierde MartijnGa naar voetnoot1), van Der Kerken Claghe en van de Dietse vertaling van het Miserere van de Renclus de MoiliensGa naar voetnoot2), wordt op ff. 97ro-97vo een fragment van 58 vss. aangetroffen, waarvan ik niet meen dat het tot heden voldoende is geïdentificeerd. Het werd voor het eerst uitgegeven door F.J. Mone, Anzeiger VII (1838), 539-541, die het bij vergissing hield voor een fragment ‘aus dem ersten und zweiten Buch Laienspiegels’, waarna het in 1869 voor een tweede maal werd bezorgd door F.A. Snellaert, Nederlandsche gedichten uit de veertiende eeuw... naar het Oxfordsch handschriftGa naar voetnoot3), Brussel 1869, Bijlage D, 704-706. Laatstgenoemde slaagde er in vss. 1 - 14 aan te wijzen als een brokstuk van de mnl. bewerking van de ‘Roman de la Rose’Ga naar voetnoot4) en het is wel merkwaardig, dat hij vss. 15-58 niet thuis kon brengen, hoewel hij reeds de beschikking | |
[pagina 154]
| |
kon hebben over de uitstekende uitgave die E. Verwijs het jaar tevoren van dit werk had bezorgd naar het Amsterdamse hs. Een vluchtige lectuur van bedoelde verzen liet ons deze onmiddellijk herkennen als een tweede fragment van de Rose, dat in het Comburgse hs. niet wordt aangetroffen, maar in het Amsterdamse onmiddellijk aansluit bij vss. 1 - 14 van het Heber-Serrure-fragmentGa naar voetnoot1). Er wordt in dit fragment een uiteenzetting gegeven over de oorzaken, die de wereldlijke macht in de maatschappij invoerden en waaraan Boendale in Der Leken Spieghel, B.I, cap. 35 een geheel hoofdstuk wijdtGa naar voetnoot2). Eerst heet het, ook in het Comburgse hs.Ga naar voetnoot3), dat hebzucht en begeerte veel kwaad hebben gedaan; er ontstaan oorlogen door en dit maakt burchten en kastelen noodzakelijk. Van dat ogenblik af is het kwaad in de wereld gekomen. Toen zag men zich genoopt tot herstel van de orde een vorst te kiezen: Doesi dit worden geware
Vergaderden si alle gemeene
Ende cosen den starcsten onder hen alleene
(vss. 26-28)Ga naar voetnoot4).
Deze zwoer den volke recht te verschaffen, maar alleen vermocht hij niets; hij behoefde ‘vele serzante’ om daarin te voorzien: Dus waren die ierste dinge
Daer af princen ende coninge
Ierstwerf quamen ende lantsheren
(vss. 55-57)Ga naar voetnoot5).
Er rest ons nog de tekst van het nieuw-geïdentificeerde fragment met die van hs. A te collationneren en de varianten mede te delen: 9015 te stoert; 16 Die sempel liede daer men af hoert; 17 Die hadden een goet sempel leven; 18 hen; 19 noeysent; 21 hen; 22 deilen dlant; 23 palen, sekere ontbr.; 24 vochtense; 27 Vergaderden si alle gemeene; 28 cosen, hen; 29 prince ende; 30 Ende ontbr., voert meere; 31. Hen soude bescermen van quadien; 34 niet en; 38 hen allen gaderen; 39 ambacht; 41 droegen; 42 So dat, en geen; 43 Si en roefdent ende stalent; 44 den; 45 Versloegen, dicke ende ontbr.; 46 Doen; 47 Hen, besetten; 49 prince; 50 serzante ontboet; 54 boeke; 55 Dus, dinge; 57 Ierstwerf; 58 aerme, ontderen.
Gent, Februari 1953. W.E. Hegman. |
|