De kettingredenering.
Naar aanleiding van de opmerkingen over ‘kettingredenering’ in NTg. XLV, 343 vestig ik de aandacht op de bijdrage De gulden keten in Ons Geestelijk Erf XX (1946), blz. 190-191 van wijlen Dr. L.M. Fr. Daniëls O.P., die bij een Middeleeuws voorbeeld constateert dat ‘een dergelijke redeneering blijkbare zeer in den smaak der middeleeuwse vromen’ viel. Het komt mij voor dat men, alvorens van ‘renaissance-stijl’ te gewagen, ook hier rekening dient te houden met Middeleeuwse voorbeelden.
C.C. de Bruin.