De Nieuwe Taalgids. Jaargang 46
(1953)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdSy sien het onkruyd niet te wieden.Bovenstaande constructie uit vs. 623 van Huygens' Oogen-troostGa naar voetnoot1) wekt op het eerste gezicht 'n herinnering aan het moderne ‘Maak je maar geen zorgen, we zien je wel te helpen hoor!’, waarin zien 'n vage betekenis heeft, Mogelijk is het deze herinnering geweest die de uitgevers ertoe verleid heeft dit vers zonder commentaar aan de lezers over te leveren. In Overdieps Zeventiende-Eeuwsche Syntaxis, waarvoor Oogen-troost geëxcerpeerd is, wordt de constructie niet genoemd en ook in de ‘Nalezingen met critische aanteekeningen op uitgaven van C. Huygens' werken’ van H.J. EymaelGa naar voetnoot2) vindt men van argwaan geen spoor. Er treedt echter een merkwaardige tegenstelling aan het licht wanneer een A.B.N.-spreker en een Oostbrabander samen deze tekst lezen. In tegenstelling n.l. tot zijn collega kent de laatste uit zijn dialect volop de constructie met zien in de onverzwakte betekenis; bv. in de schemering: ‘Jonge, skaai d'r mar mī-j-af, ge ziet zōwe dĕ boek toch nie mir te lèze’ (Helmond). In Budel bv.: ‘ich zee nich miə te lèze’. Ook in zijn poging tot A.B.N.: ‘doe 't licht maar aan, ik zie die sokken (zo) niet te stoppen.’Ga naar voetnoot3) Zien betekent hier dus ongeveer: voldoende licht hebben om te kunnen doen wat in de infinitief ligt uitgedrukt. Voor het A.B.N, wordt deze constructie nergens vermeld meen ik, maar wel geeft Overdiep in zijn Stilistische Grammatica § 208 iets soortgelijks als hij spreekt over dergelijke constellaties waarin het Vf. ‘nog die eigen beteekenis duidelijk bewaard heeft’, nl. ‘In Katw. zien: Ik kan het niet zien te lezen (o.a. Gron. zonder het)’. - Men kan hier echter bij opmerken dat dit Katwijkse voorbeeld minder overeenkomt met Huygens tekst en verder dat de Oostbrabantse constructie tamelijk hermetisch is, omdat ze de inschuiving van het hulpww. niet verdraagt. Aangezien momenteel de constructie met het onverzwakte zien nog zoveel verder verspreid voorkomt dan Overdiep veronderstelde, lijkt 't niet te gewaagd Huygens' vers ermee in contact te brengen. Men kan trouwens nog een argument putten uit de onmiddellijk voorafgaande verzen, waarin men driemaal parallel aan ons vers aantreft: ‘Sy sien...’ en dan evident in de volle betekenis. Als vertaling zouden wij dus zo iets willen voorstellen als ‘zij zijn zo verblind dat ze het onkruid niet kunnen wieden.’ F.H. Jansen. |
|