De Nieuwe Taalgids. Jaargang 45
(1952)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 305]
| ||||||
De verhouding van significa tot taalwetenschap en phonetiek.Ga naar voetnoot1)I.In het eerste gedeelte wordt uiteengezet wat de Significa is en wat ze wil. We moeten de Significa plaatsen in een geheel van bewegingen en wetenschappen, die allen grote belangstelling hebben voor de draagwijdte van het begrip betekenis, als ik zo vrij mag vertalen het bekende ‘the meaning of meaning’. Deze bewegingen - we spreken hier graag van ‘bewegingen’, want dit alles is fluctuerend en verandert van jaar tot jaar - krijgen hun beslag ongeveer in 1920. Reeds heel wat jaren daarvoor is het begonnen. Lady Victoria Welby publiceerde in 1896 al in het Ts. Mind over ‘Sense, Meaning and Interpretation’, waarbij de term ‘Significs’ ter sprake kwam, waarover ze in 1911 een artikel schreef in de Encyclopaedia Brittanica. Haar vriend Fred. van Eeden deed in 1897 zijn ‘Redekunstige grondslag van verstandhouding’ in het licht verschijnen. Maar in 1920 begon het eerst goed. Blijkbaar was men geschokt door de leugenachtige slogans van beide zijden in de Eerste Wereldoorlog. In de jaren 1920 en '21 werden er in het reeds genoemde Ts. Mind een aantal befaamde discussies gevoerd over ‘The Meaning of Meaning’ en in '23 schreven C.K. Ogden en I.A. Richards hun beroemde boek met dezelfde titel. Allerwegen bestond er belangstelling voor de niet-verstandelijke elementen in de taaluiting: het volitionele en het emotionele. Vooral geldt deze belangstelling voor de subtiele rol van dat volitionele en emotionele in het als quasiverstandelijk en objectief aangediende, waardoor de taaluiting leugenachtig wordt. Er bestaat blijkbaar in de mens een hunkering naar het absolute, naar de absolute waarheid, waardoor hij de relativering tengevolge van de volitionele en emotionele elementen tracht te camoufleren, met het resultaat dat het geheel van zijn uitingen, van zijn taaluiting onwaarachtig wordt, leugenachtig. De constateringen van deze emotionele en volitionele ondergronden en situeringen krijgen dan ook het karakter van een ontmaskering, van een pijnlijke psychanalyse. Al deze onderzoekingen kristalliseerden zich tot verschillende groepen: de Wiener Kreis, met daaruit voortkomend de (overigens reeds voorbereide) Symbolische Logica en de Semiotics, de Significa, terwijl we ook het Existentialisme hierbij kunnen vermelden. De Symbolische Logici zijn gevlucht in de burcht van de zuivere verstandelijkheid. Ze trachten niet alleen het misbruik van de taal door de verpersoonlijking, maar zelfs het algemene misbruik van de taal door de vermenselijking te ontgaan door een wiskundige, beeldloze symbolentaal. De Existentialisten hebben zich betrekkelijk weinig met de taal ingelaten, maar een figuur als Merleau-Ponty beseft toch terdege de belangrijkheid ervan, terwijl L. van Haecht in zijn ‘Taalphilosophische Beschouwingen’ helemaal uitgaat van een existentialistische phaenomenologie. De Semiotics brengen een zeer diepgaande studie van het taalteken in de ruimste zin, met de bedoeling daarvan positief gebruik te maken ten voordele van de terminologie in de wetenschappen, het sociale verkeer, de school, het individuele leven. | ||||||
[pagina 306]
| ||||||
De Significa nu constateert ook spijtig het misverstand tengevolge van het emotionele en volitionele bij spreker en hoorder, maar ze pakt de koe bij de horens. Ze onderzoekt juist die persoonlijke elementen bij het taalgebruik, met de bedoeling, aldus de vinger op de wonde leggend, de verstandhoudingsmiddelen beter te regelen en het misverstand zoveel als mogelijk is uit te schakelen. Tot dat doel ontstond er reeds gedurende de Eerste Wereldoorlog hier te lande een Comité dat tengevolge van het plan van actie spoedig uiteenviel in een groep die te Amersfoort de ‘Internationale School voor Wijsbegeerte’ stichtte en een groep die zich betitelde met ‘Internationale Academie voor Practische Wijsbegeerte en Sociologie’. Hiertoe behoorden L. Brouwer, Fr. van Eeden, Henri Borel en H. Bloem, terwijl spoedig toetraden G. Mannoury en Jacob Israël de Haan. Er bestond een druk internationaal verkeer met Buber, Gutkind, Ehrlich, Tagore e.a. Grootse plannen werden opgezet, maar bescheiden vergaderde tenslotte in 1922 de dusgenoemde ‘Signifische Kring’ van L. Brouwer, Fr. van Eeden, G. Mannoury en Jac. van Ginneken. G. Mannoury verwerkte deze diepzinnige gesprekken tot een boekje ‘Signifische Dialogen’, dat echter pas in 1939 werd uitgegeven. Na deze gesprekken in de ‘Signifische Kring’ spreekt men niet meer zozeer van onmiddellijke sociale hervorming en wordt de oriëntering meer wetenschappelijk d.w.z. men wenst de signifische beginselen toe te passen op de verschillende wetenschappen: Linguistiek, Psychologie, Logica, Sociologie, Physica, Biologie enz. In deze periode wordt G. Mannoury de leider, die in Nederland om zich verzamelt N. Westendorp-Boerma, J. Clay, D. Van Dantzig, J. Heyting, Chr. Raven, D. Vuysje, P. Esser, J. Godefroy, B. Kazemier e.a. In 1936 verschijnt het ts. ‘Synthese, maandblad voor het geestesleven van onzen tijd’. De redactie ervan richt een ‘Internationale Signifische Studiegroep’ op, en in 1939 wordt de ‘Eerste Internationale Zomerconferentie’ gehouden. Na de Tweede Wereldoorlog is ‘Synthese, an International Journal devoted to Present-day Cultural and Scientific Life’ opnieuw ten leven gewekt. Dit jaar wordt reeds de achtste ‘Summerconference’ gehouden door de ‘International Society for the Study of Significs’.
Het studieobject van deze Significa is volgens het jaarverslag van 1950: het bestuderen van de psychische associaties, die aan de menselijke taaldaden ten grondslag liggen; of, zoals het even verder wordt geformuleerd: Significa is de wetenschap die in verband met het taalgebeuren de psychische reacties van individuen en groepen bestudeert. Eigenlijk zijn de Significi gewetensonderzoekers, psychanalytici, zieledoorgronders. Iemand zegt: ‘Roomsen, dat is laag volk!’, een tweede: ‘Daar heb je die gereformeerden met hun voorbestemd gezicht!’, een ander: ‘Meiden (dienstboden), het is allemaal hetzelfde gebroed!’, en een vierde: ‘Hagenaars, kale patjakkers!’ De signifische psychiater bekijkt die sprekers grondig en constateert: Het zijn lijders aan de uitsluitingsnegatie. De protestantse noorderling, de royaal levende katholiek uit het Zuiden, de mevrouw met haar maatschappelijk standsgevoel, de Rotterdammer kunnen tengevolge van hun godsdienstige, maatschappelijke en geographische levenssituatie niets goeds ontdekken in die andere groepen. Over eenzelfde pijp (van f 10) zegt de een: ‘Nou, dat is een dure maar goede pijp’, terwijl een ander (die gewoon is Dunhillpijpen van f 50 te kopen) constateert: ‘Hmm, een eenvoudig goedkoop pijpje’. En de Significus glimlacht, | ||||||
[pagina 307]
| ||||||
wetend dat er groot verschil van mening bestaat bij het bezigen van woorden ter kwalificering van interne eigenschappen. Bij een krantenverslag over een politieke optocht juicht de partijkrant over de ‘enthousiaste ogen en veerkrachtige stap’ van de betogers, terwijl een orgaan van de tegenstanders smaalt over het ‘voortsloffen van een suffe, lome groep van maatschappelijk teleurgestelden’. De Significus knikt weer begrijpend, terwijl hij andermaal een feittransformering vaststelt. In hun gewetensonderzoek en zieledoorgronding, levenssituaties- en instinctenbestudering betrekken de Significi zelfs de wetenschapsbeoefenaars. Ziet U maar het ‘General Theme’ voor de ‘Eight International Summer-Conference’, die in September a.s. te Amersfoort zal worden gehouden. Deze zal bespreken de ‘Non-scientific Elements in the Development of Science’. Dit wordt alsvolgt toegelicht: ‘Science in the making shows certain non-scientific elements which may frustrate or stimulate fruitful progress. It is of importance to investigate whether such influences occur particularly in the earlier periods of development and tend to disappear when the field of investigation reaches more advanced stages. The main theme of the Conference is the question to what extent such elements have an indispensable although perhaps transient function in the development of various fields of science, and to point out their psychological and ideological background. From a signific point of view it could be of particular interest to consider the irrational elements at the base of rational conceptual schemes’. In waarlijk wetenschappelijke milieux en in wetenschappelijke geschriften heerst altijd nog een sfeer van grote ernst en toegewijdheid aan de Science met een hoofdletter en een soort geheiligde illusie omtrent de eerlijkheid en waarachtigheid van de wetenschapsbeoefenaars. Maar bij deze psychanalytische sonderingen gaan die beoefenaars zich niet meer op hun gemak voelen. Wat zij meenden met zo'n ernst te publiceren zou dan tenslotte vervuld zijn van onwaarachtigheid? De signifische bemoeisels zouden kunnen uitgroeien tot hatelijke ontmaskeringen, als de geestessfeer van deze groep niet zo irenisch was, zo vriendelijk begrijpend, zo sociaal ethisch. Door deze geestessfeer treden in volle eerlijkheid mensen met volkomen of ver uit elkaar liggende geesteswerelden elkaar vriendelijk, soms vriendschappelijk, tegemoet. | ||||||
II.Naar ik meen is er nu voldoende meegedeeld om in betrekking tot ons onderwerp het volgende vast te stellen: 1e. De bedóéling van de Significa was en is nog steeds sociaal-ethisch. Men wenst een gelukkiger samenlevende, een betere, mensheid, doordat de mensen niet meer zo elkaar afstoten volgens primitieve emoties, instincten en strevingen. 2e. De feitelijke arbeid, het veld van onderzoek, waarmee men zich occupeert, betreft de taaldaden. Men bestudeert de taaldaden, de taaluitingen, voorzover daaraan psychische associaties ten grondslag liggen en voorzover psychische reacties daarmee verbonden zijn. De taaldaden worden dus bestudeerd naar hun verband met het psychische leven. We hebben te doen met linguistische Psychologie. Terwijl dan ook het Signifisch Genootschap zich in het Engels betitelt met ‘Society for the Study of Significs’, heet het in het Frans ‘Société de Linguistique Psychologique’. Liever zou ik spreken van ‘Psychologie linguistique’. | ||||||
[pagina 308]
| ||||||
Volgens de huidige welbekende verdeling van de Taalwetenschap in: Semantics, Syntactics en Pragmatics - hoort de Significa het best thuis in de Pragmatics. Ze interesseert zich vrijwel niet voor de Semantics, voorzover we daar sterk onder verstaan de gestandarizeerde ‘word-thing-relations’. Ze interesseert zich ook niet voor de Syntactics d.w.z. de ‘word-word-relations’ (ofschoon ze daar heel wat van haar gading zou vinden). Haar volle aandacht is geconcentreerd op de Pragmatics d.w.z. de ‘word-thing-user-relations’. Haar confronterend met andere termen moet men zeggen dat ze zich op de eerste plaats bezighoudt met taalgebruik, om de term van Reichling te bezigen; met parole en niet zozeer met langue, naar het woord van De Saussure; met speech en niet zozeer language volgens de terminologie van Gardiner; met spraak en niet zozeer met taal volgens Gerlach Royen; met Sprechen en niet zozeer met Sprache.
Wat heeft de Significa nu omtrent de psychische associaties en reacties in betrekking tot de taaldaden achterhaald? Wat zijn de resultaten? Toen we in het voorafgaande een paar voorbeelden gaven van signifische psychanalyse spraken we al over uitsluitingsnegatie, beïnvloeding door godsdienstige, maatschappelijke, geographische levenssituatie, kwalificering van interne eigenschappen, feittransformering. Dit zijn al typische signifische termen, die we nog zouden kunnen aanvullen met: het-taal→ ←ik-taal, schijnproblemen (al bij Mach) enz. Maar we willen U niet een overstelping verschaffen en daarom zullen we een paar zeer belangrijke punten op taalterrein behandelen: a) De taalgradatie, taaltrappen, laagstructuur. De Significi bedoelen met deze termen het volgende. Er bestaat het lexicologische woord met zijn massieve, vastgelegde, usuele betekenis. En nu gebruikt een spreker of schrijver zo'n woord in de feitelijke taaldáádbetekenis en de hoorder of lezer neemt dit gesproken of geschreven woord met reeds zijn feitelijk toegespitste occasionele betekenis op in een van zijn kant feitelijke taaldáádbetekenis. Wellicht zullen verschillenden zich herinneren dat ook Van Ginneken indertijd al eens heeft getracht dit ingewikkelde geheel van het gesprek, van spreker en luisteraar, te analyseren. Bühler met zijn bekende driehoek heeft wel het actieve aspect van de spreker ontleed, maar liet het passieve aspect van de luisteraar in het duister. De Significi hebben geconstateerd dat we altijd spreken en luisteren vanuit een bepaalde bewustzijnslaag. Bijvoorbeeld als winkelier, of als getrouwd man met vijf kinderen en een prettige vrouw, of weer als lid van de Partij voor Vrijheid en Democratie. Dit zijn lagen van algemene levenssituatie. Maar de ogenblikkelijke bewustzijnslaag kan ook zijn een prettige stemming, of een neerslachtige, drift, hunkering, ruzie enz. Deze steeds veranderende bewustzijnsgesteltenis nuanceert geregeld de betekenis van de gebruikte woorden. Linguisten als Erdmann en Sperber hebben dit wel de gevoelswaarde genoemd, maar er is in onze kringen nog betrekkelijk weinig over nagedacht, vooral over het woord als expressie van de bewustzijnsstroom. Als men spreekt over laag, en nog meer als men de termen gebruikt gradatie en trap, komt vanzelfsprekend het beeld naar voren van een hoger en lager, of meer abstract, zonder beeld of duidelijk beeld, uitgedrukt - van een meer en minder. Maar als de Significi deze termen bewustzijnslaag, -gradatie en -trap gebruiken bedoelen ze toch niet een hoger en lager, een meer of minder. Ze verstaan er onder associatiegehelen die met de feitelijke gebruiksbetekenis | ||||||
[pagina 309]
| ||||||
van een woord zijn verbonden; we zouden nu liever spreken van gestalten, structuren, schemata. Overigens is aan de term -laag- minder het idee hoger en lager, meer en minder verbonden, dan aan -trap- en -gradatie-. b) De Significi spreken ook van een logische taalgradatie, en hierbij is het meer en minder wel aanwezig. Volgens de invloed van de emotionaliteit en streving verdelen ze de taal in verschillende trappen. Trapsgewijze, volgens een meer en minder neemt de invloed van de emotionaliteit en de strevingen af volgens deze ordening:
Deze taalgradatie lijkt ons van veel belang. Steeds meer neemt de emotionaliteit en de invloed van strevingen en instincten af, totdat bij de symbolentaal de betekenisinhoud van de symbolen geen misverstand meer kan veroorzaken. Daarmee is nog niet al het persoonlijke uitgesloten, want bij het opstellen van de axiomata en de grondregels, en later bij het gebruik ervan, zijn persoonlijke elementen in het spel. | ||||||
III.Uit het voorgaande blijkt wel duidelijk de verhouding van Significa tot Taalwetenschap. De Significa is voortgekomen uit het constateren van het leugenachtige en het misverstand in de taaldaden. Het veld van onderzoek vormen dan ook die taaldaden, al bestudeert men die linguistisch-psychologisch naar hun psychische associaties en reacties. Men beweegt zich op het terrein van de Pragmatics, het taalgebruik, la parole, the speech, de spraak, das Sprechen. Bij die bestudering heeft men o.a. als voorname constateringen de laagstructuur, de logische taalgradatie naar graad van verpersoonlijking, de het-taal en ik-taal ontdekt. De verhouding van de Significa tot de Taalwetenschap is evident. Wat hebben echter Significa en Phonetiek elkaar te zeggen? Bij een eerste vluchtige terreinverkenning zou iemand wellicht geneigd zijn de schouders op te halen ten aanzien van een contact tussen de Significa en de Phonetiek, maar bij enigszins nader toezien is het wel duidelijk dat niet zozeer wat betreft de klanken op zichzelf, maar wat betreft het accent als dynamisch accent en het accent als muzikaal accent, het rhythme als geheel van exspiratorische accenten en de melodie als geheel van toonhoogte-accenten, en tenslotte wat betreft het tempo - allemaal grootheden op het terrein van de Phonetiek -, Phonetiek en Significa elkaar wel degelijk ontmoeten. Dynamische accenten en toonhoogten, rhythme, melodie en tempo verschillen zeer sterk, naargelang iemand een stel emotionele uitroepen aan het uitgillen of uitschreeuwen is, of naargelang iemand in een iets minder primitieve situatie toch nog altijd in een zeer affectieve gemoedsgesteltenis spreekt, of naargelang hij een normaal gesprek voert, of naar gelang een wetenschappelijk man zijn ideeën meedeelt (als daarbij tenminste de emotionele furor scientificus achter- | ||||||
[pagina 310]
| ||||||
wege blijft!), of naargelang een symbolist zijn ijskoude verstandsformules gebruikt (maar denk eens aan een vlaggenseiner, die meldt dat de wapenstilstand is afgekondigd, of dat een grote vijandelijke vloot het convooi nader - daarvan zal nog wel iets te merken zijn bij het ‘tempo’ en het ‘rhythme’). De differentieverschillen in de curven zullen natuurlijk het grootst zijn tussen de primitieve emotioneel en de ijskoude symbolist. De curven zullen bij de eerste zeker grote marges te zien geven en bij de laatste een rustiger verloop boeken. Bij een eventueel experimenteren op dit terrein moeten we vanzelf rekening houden met het verschil tussen een flegmatieke wetenschapsmens en een gepassioneerde, een sanguinicus in een emotioneel paroxysme en een cholericus in een dergelijk stadium (in het laatste geval moeten er speciale maatregelen getroffen worden voor de veiligheid van de wetenschappelijke assistenten!) Dit soort complicaties kennen we langzamerhand... al kunnen we ze gewoonlijk niet behoorlijk oplossen. Het is verder ook zonder meer evident dat bij het geheel van een feitelijke bewustzijnslaag van waaruit we spreken en luisteren: als winkelier, als getrouwd man met vijf kinderen, als lid van de Partij van de Arbeid (en in de verkiezingsdagen) enz. - dat bij zo'n geheel, zo'n gestalte, bij de structuur van een dergelijke bewustzijnslaag-uiting ook horen bepaalde dynamische en muzikale accenten, een bepaald rhythme, een zekere melodie en een bepaald tempo. Met andere woorden: we hebben nu uiteengezet dat een aantal belangrijke grootheden uit de Phonetiek een rol spelen bij de voornaamste studieobjecten van de Significa; en we hebben dus contact gelegd tussen Significa en Phonetiek. Prachtig is dit en het is ook belangrijk. We zouden nog gerust een tijd lang zulke theoretische beschouwingen kunnen vervolgen. Zowel Significa als Phonetiek echter zijn zeer practische wetenschappen. Belangrijker dan theoretische beschouwingen zijn de vragen: wat is er practisch mogelijk, wat is er bereikt, wat is bereikbaar? Voor het antwoord op deze vragen is het van belang vast te stellen dat de Phonetiek in de laatste tijd een onmiskenbare neiging vertoont zich te occuperen niet beperkt met de spraakorganen en hun voortbrengsels alleen en zonder meer, maar met de gehele mens, en vooral (wat ook is te begrijpen) met het affectieve in de mens. Dit hoort dus ook weer onmiddellijk bij de Significa. Schijnbaar echter zijn de terreinen waarop beide wetenschappen zich bezighouden met het affectieve wel heel ver van elkaar verwijderd. De Significi richten al uitgebreide vragenlijsten tot hun proefpersonen, vragenlijsten omtrent hun inzichten over de democratie, het particulier initiatief enz., terwijl de Phonetici nog heel bescheiden een achttal producenten verzoeken op zes affectieve manieren de klank -aa-, de klank -oo-, de klank -ee- uit te spreken en dan een vijftig luisteraars deze affectief verschillende, op platen vastgelegde klanken laten interpreteren. Wat moet de Significa beginnen met een aantal affectief geproduceerde klinkers, terwijl ze zelf werkt met heel ingewikkelde vraagzinnen en antwoordzinnen? Toch lijkt het me toe dat het huidige onderzoek naar de affectieve waarden van klinkers, zoals dat op het Phonetisch Laboratorium in Amsterdam door de assistenten aldaar (met name Mej. A. de Graaff, B. Pelsky, B. de Nooyer) onder leiding van L. Kaiser wordt verricht, grote dienst kan bewijzen aan de signifische studies. Ik veronderstel dat de huidige onderzoekingen tot een zo zuiver mogelijk resultaat leiden, en men veroorlove mij dat resultaat te schetsen, op gevaar af dat we de researchwerkers enige grijze haren bezorgen! | ||||||
[pagina 311]
| ||||||
Het gaat er om dat zo duidelijk mogelijk op een gramofoonplaat worden vastgelegd zes ✕ -aa-, zes ✕ -oo-, zes ✕ -ee-, die telkens behalve hun wezenlijke klankwaarde, hun kérnwaarde, tegelijk zes affecten uitdrukken: het vrolijke en daar tegenover het droevige, het vriendelijke en daar tegenover het boos-zijn, het enthousiaste en daar tegenover het met walging zich afkeren. Allereerst lijkt mij noodzakelijk dat de aard van deze affecten zeer nauwkeurig wordt vastgesteld, want wat is nu precies ‘vriendelijk’, ‘walgelijke afkeer’, en zelfs ‘boosheid’? Ze moeten ook in een feitelijke, voor iedereen duidelijke, situatie worden geplaatst (bijv. boosheid wegens een slag in het gezicht). En vervolgens dienen ze in een optimale vorm op te treden d.w.z. men moet niet een beetje of eventjes boos zijn, maar terdege; men moet niet gewoon vriendelijk gezind zijn, maar in-vriendelijk enz. Wanneer de producenten dit alles heel goed weten wordt hun gevraagd eerst een zeer neutrale -aa- (en later -oo, -ee-) te spreken, en daarna een -aa- waarin ze tegelijk een vrolijke gemoedsgesteltenis tot uiting brengen, een -aa- vanuit een droevig gemoed enz. Wat betreft de producenten lijkt het mij noodzakelijk evenveel vrouwelijke als mannelijke te nemen, ofwel alleen vrouwelijke, of alleen mannelijke, maar niet door elkaar heen. Vervolgens moeten er verschillende groepen zijn in verband met de stemhoogte, m.a.w. tenoren en baritons, sopranen en alten. Ik zeg dit eigenlijk veel te globaal, want L. Kaiser bezit al prachtige spectogrammen van stemkarakters. We moeten weer tenoren van optimaal formaat engageren, zodat we ons niet druk behoeven te maken omtrent stemvolume. Tenslotte is er nog dit lastige maar absoluut noodzakelijke: er dient gewerkt met temperamentgroepen. Want wat betekent de boosheid van een flegmaticus tegenover die van een cholericus? Dit alles kunnen we vereenvoudigen door ons te beperken tot telkens één groep, bijv. alleen vrouwen, alleen sopranen, alleen cholerici (maar zijn cholerici geschikt voor het vriendelijke, het vrolijke?). We kunnen misschien ook uitzoeken welke karaktergroepen en welke stemgroepen het best geschikt zijn voor een bepaald affect. Het lijkt me dus noodzakelijk bij het pathognomisch onderzoek ook physiognomisch te werk te gaan d.w.z. de physische bouw van de verschillende proefpersonen niet zo maar gelijkgeaard te veronderstellen. Hieromtrent bestaan studies van Rieffert, Herzog, Keilhacker e.a. De producenten oefenen zo lang als nodig is om zo goed mogelijk hun vrolijke -aa-, hun enthousiaste -ee-, hun droevige -oo- uit te spreken. Het enige waar het om gaat is dat hetgeen uiteindelijk wordt vastgelegd werkelijk zo goed mogelijk een vrolijke -aa-, een droevige -ee- is enz. Voor een opvoeren van de juistheid hiervan dienen de luisteraars, die vaststellen of dit werkelijk hen ‘aandoet’ als een vrolijke -aa- enz. De luisteraars fungeren als rechters over de producten van de producenten, als correctors desnoods, zorgend voor de adjustment. Ze moeten ook vaststellen of de gramofoonplaten het natuurlijk geluid adequaat weergeven. Wel, we zijn dus in het bezit, veronderstellen we, van de -aa-, -ee-, -oo- volgens zes affectieve differentiëringen, optimaal geproduceerd door een cholerische ,(vrouwelijke) sopraan, als ik het meest beperkte geval neem. Naar ik geloof zal dit een kostbaar bezit blijken zowel voor de Phonetiek als voor de Significa. Vooral wat betreft de Phonetiek veronderstellen we dat deze geluiden ook nog worden vastgelegd op een spectogram, naar sterktecurve en melodiecurve. Verder zou ik graag een drietal foto's zien gemaakt (voor, | ||||||
[pagina 312]
| ||||||
links, rechts) van het gezicht en een drietal van heel de gestalte van de producent op het moment van het produceren. Ten aanzien van deze foto's is het van belang dat de producent een niet opvallend maar ‘gewoon’ gezicht en een ‘gewone’ gestalte bezit en in een zeer eenvoudige kledij verschijnt. De Significa zal deze affectieve uitroepen in haar onderzoekingen kunnen gebruiken. We kunnen ze laten fungeren als tussenwerpsels en fungerend als tussenwerpsels kunnen ze dienen als vervanging van een hele zin, als een elliptische zincontractie. We stellen bijv. proefpersonen de vraag: ‘Acht U de democratie de geëigende regeringsvorm voor deze tijd?’, en in plaats van een antwoord met vele ingewikkelde woorden en zinnen worden voor de p.p. de verschillende -aa's-, -ee's- en -oo's- voorgedraaid en hem gevraagd in welke ervan hij zijn idee omtrent het antwoord het best terugvindt. Dit wordt iets als de Szonditest. Het zal noodzakelijk zijn weer mensen van dezelfde soort aan deze proef te onderwerpen, want anders vrees ik dat een flegmatieke bariton bij het aanhoren van een cholerische sopraan haar -aa's- enz. zal verklaren: ‘Ik wil niets te maken hebben met het hysterisch gekrijs van die juffrouw!’ Maar in de goede condities gezet kan men veel licht uit deze proef verwachten: nader licht voor de waarde van de vastgelegde klank-affecten, en experimentele toelichtingen voor de signifische theorieën. Natuurlijk is ook mogelijk de signifische p.p. het antwoord op bepaalde vragen in een -aa-, -ee-, -oo-tussenwerpsel te laten voortbrengen, en dan deze geluidvoortbrengsels te vergelijken met de gestandarizeerde uit het Phonetisch Laboratorium. Als mogelijke stimuli, waarop met een affectieve -aa-, -ee-, -oo-, passief aanhoord en daarna uitgekozen of actief voorgebracht, moet worden geantwoord leggen we U de volgende rij voor: rooms, Paus, De Kerk, priester, monnik, protestant, gereformeerd, calvinist, dolerend, Jezuïet, dogma, - proletariër, kapitalist, boer, democratie, particulier initiatief, vrijhandel, staatseconomie, Joden, negers, Communisme, Socialisme, sport, voetbal (sport), - beneden-de-Moerdijk, de Brabanders, de Hollanders, stadsmensen. Deze stimuli kunnen ofwel met deze woorden ofwel verwerkt in zinnen worden aangeboden. Bij een goed werkschema, goede selectie van de proefpersonen kunnen we rijke resultaten van dit betrekkelijk! eenvoudig onderzoek verwachten. Ik ben zo uitgebreid op deze proef ingegaan, omdat men in het Phon. Lab. volop bezig is met werkzaamheden juist op dit gebied, en de resultaten daarvan te gebruiken zijn voor feitelijke onderzoekingen en verzekerde interesses in de Signifische Kring. Daarbij komt, dat deze proefnemingen grotendeels ‘non-verbal’, niet-woordelijk zullen zijn, terwijl men bij de Significi zoveel moeilijkheden ondervindt bij het vragen-en-antwoorden-met-woorden, dat verlangend wordt uitgezien naar een niet-woordelijk experimenteren. Het lijkt me toe dat er ook mogelijkheden verborgen zijn in het geheel van melodietjes van drie tonen, door G. Meinsma samengesteld, die een vraag, droefheid, vrolijkheid, een plaagtoon enz. uitdrukken. Zelfs kunnen we daar nog meer ontdekken dan in de affect-klanken (ook entiteiten buiten het gebied van het affect zijn hier mogelijk), maar we zullen er niet verder op ingaan, omdat dit onderzoek nog veel meer in een beginstadium verkeert. Naar de mate dat de Phonetische Laboratoria moeizaam hun vorderingen maken op het terrein van de registratie komen er ook meer mogelijkheden om woorden en zelfs zinnen te gaan opnemen en vergelijken. Dit is echter toekomstmuziek. Verreweg de voornaamste studie op dit gebied is natuurlijk het pioniers- | ||||||
[pagina 313]
| ||||||
boek van Trojan, maar dit lijkt ons jammer genoeg nog niet te gebruiken voor een onmiddellijk experimenteren in een andere wetenschap zoals de Significa, omdat de resultaten eerst nauwkeurig moeten geverifieerd worden. Anders wordt het voortbouwen op een voorlopige theorie, en dat betekent voorlopigheid in het kwadraat. Maar dan kan het ook uitgroeien tot iets zeer importants. Al ons spreken is vergezeld van Schallbilder, die affecten vertegenwoordigen, - men kan ook zeggen: die affecten verraden. Zou het in de toekomst mogelijk zijn met behulp van de Trojan-methode die affecten daaruit los te pellen? A.J.J. de Witte. | ||||||
Literatuur.Bij I - V. Welby, Sense, Meaning and Interpretation, Mind 1896; id. Significs and Language, 1911; F. Van Eeden, Redekunstige grondslag van verstandhouding, A'dam 1897; C. Ogden, I. Richards, The Meaning of Meaning, 1923; L. Brouwer, F. van Eeden, J. van Ginneken, G. Mannoury, Signifische Dialogen 1939; G. Mannoury, Handboek der Analytische Signifika I, 1947, II, 1948; Synthese, maandblad voor het geestesleven van deze tijd '36-'39 en Synthese, an International Journal devoted to presentday Cultural and Scientific Life, vanaf '46; D. Vuysje, Synopsis of the Signific Movement, Philos. of Science '51; Ch. Morris, Signs Language and Behavior, '46; D. Van Dantzig, Significs, and its relation to Semiotics, Mél. philos. Biblioth. Xe Congr. intern. de Philos. A'dam '48; A. de Witte, De Signifische Beweging, Kultuurleven '51; R. Carnap, Der logische Aufbau der Welt, '28; id. The Unity of Science '38; V. Kraft, Der Wiener Kreis, '50; M. Merleau-Ponty, Phénoménologie de la perception, 3e ed. '45; L. Van Haecht, Taalphilosophische Beschouwingen, '47. Bij II - Wat betreft de Significa, zie onder I; J. van Ginneken, Principes de la linguistique psychologique; id. Het Woord, Onze Taaltuin V; A. Reichling, Het Woord, 1935; F. de Saussure, Cours de linguistique générale, 3e ed., '31; A. Gardiner, The Theory of Speech and Language, '32; G. Royen, Spraak en Taal, Med. Kon. Ac. Lett., '33; K. Bühler, Sprachtheorie, '34; K. Erdmann, Die Bedeutung des Wortes, 2e dr., '10; H. Sperber, Einführung in die Bedeutungslehre, '23; E. Beth, Significs and Logic, Feestb. Prof. H.J. Pos, '48; E. Otto, Sprachwissenschaft und Philosophie, '49; J. Holloway, Language and Intelligence, '51. Bij III - N. Trubetzkoy, Grundzüge der Phonologie, '39; N. van Wijk, Phonologie,! '39; A. Gemelli, G. Pastori, L'analisi elettroacoustica del linguaggio, '34; K. Pike, Phonetics '43; R. Stetson, Motor Phonetics, 2e ed., '51; Public. v.h. Phon. Lab. A'dam (B. Nijland, B. Pelsky, A. de Graaff, L. Kaiser); H. Herzog, Stimme und Persönlichkeit, Zs. f. Psych. '35; M. Bonaventura, Ausdruck der Persönlichkeit in der Sprechstimme und im Phonogramm, Arch. f.d. ges. Psych. '35; E. Richter, Das psychische Geschehen und die Artikulation, Arch. néerland. de phonét. expér. '37; Fl. Dunbar, Emotions and Bodily Changes. A. Survey of Literature on Psychosomatic Interrelationships 1910-1945, 3e ed. '46; F. Trojan, Der Ausdruck von Stimme und Sprache, eine phonetische Lautstilistik, '48. |
|