| |
Uit de tijdschriften.
(Januari - Februari).
De Gids.
Jan. P. Geyl publiceert het eerste gedeelte van een studie over Busken Huet als geschiedschrijver. In de Kroniek der Poëzie beoordeelt Anton van Duinkerken Victor E. van Vriesland's Drievoudig verweer. - M. Nyldert kondigt met ingenomenheid het derde deel aan van G. Knuvelder's Handboek; J.K. Oudendijk kondigt De dodendans van D.Th. Enklaar aan.
Febr. P. Geyl vervolgt zijn bovengenoemde studie. J. Romijn acht de bloemlezing Atonaal geen gelukkig experiment.
| |
Critisch Bulletin.
Nov. Martinus Nijhoff noemt zijn bespreking van Ed. Hoornik's Verzamelde Gedichten: Het afgelegde manteltje, omdat hij daarin goede jeugdgedichten mist. Anthonie Donker stelt de vraag: Wat deed Nijhoff op de cocktailparty? Hij gaat nl. na wat Nijhoff bewoog T.S. Eliot's blijspel The cocktailparty te vertalen, en betoogt dat hij daarin uitstekend geslaagd is. - G. Sötemann ziet Gevaren van het vakmanschap in twee recente romans van S. Vestdijk, die beneden het peil van deze grote romanschrijver blijven. - F.W. van Heerikhuizen beoordeelt zeer waarderend Twee boeken over Potgieter, nl. de biografie van J. Smit en het proefschrift van J.F.R. van Greevenbroek. - Een vernietigende kritiek levert K. Jonckheere op de romans en gedichten van Robert Franquinet, die hij als een ‘jammerlijke mislukking’ beschouwt (Robert Franquinet of te veel water in de benzine).
Dec. Onder het opschrift Een spel boven de boomgrens? beoordeelt Anthonie Donker een drietal bundeltjes van De Windroos, verzen van P. Rodenko, Hans Andreus en R. Campert. - Voor en tegen de experimentele roman van Bert Schierbeek's. Het boek Ik wordt geschreven door Halbo C. Kool en G. Sötemann (Van de invoren toren naar de toren van Babylon). - R. Blijstra beoordeelt de roman Ik heb altijd gelijk van W.F. Hermans (Hollands Binnenhuisje bevuild.) - Facetten der Vlaamse poëzie geven Pieter G. Buckincx en Raymond Brulez.
Jan. Antonie Donker schrijft naar aanleiding van J.H. Leopold's Verzameld Werk over de betekenis van deze door hem bewonderde dichter (Monument en document). - Julius de Boer levert een bijdrage over Leopold en Verlaine. - Onder het opschrift Man tegen man. Vers tegen vers: In de boksring der poëzie? bespreekt eerst D.A.M. Binnendijk de bundel Vers tegen vers van Hendrik de Vries; daarna bespreekt Hendrik de Vries
| |
| |
Tekst en uitleg van D.A.M. Binnendijk. - C.J.E. Dinaux houdt Beschouwingen naar aanleiding van Stroman's Roman-overzicht. J. Hulsker beoordeelt F.W. van Heerikhuizen's studie: Aart van der Leeuw en zijn strijd.
| |
Het Boek van Nu.
Jan. Top Naeff bespreekt Arthur van Schendel's bundel korte schetsen De pleiziervaart, een genre waarin hij niet de hoogte bereikt van Heijermans of Couperus. Van dezelfde nieuwe redaktrice is de beoordeling van Alfred Kossmann's roman De moord op Arend Zwigt, die zijn eersteling overtreft. - G. Stuiveling's artikel De mythe van Holst betreft het ‘profetisch dichterschap’ van A. Roland Holst, naar aanleiding van een gelijknamig boek van W.H. Stenfert Kroese. Daarnaast bespreekt hij Sötemann's beschouwing over A. Roland Holst en de mythe van Ierland, waarin aangetoond wordt dat de prozaverhalen van deze dichter een onkeltische interpretatie geeft van Keltische stof. - Henri A. Ett publiceert een en ander over Handschriften en Documenten, die hij onderzocht in partikuliere archieven. G. Stuiveling (Terzijde van Multatuli) bespreekt een boek van Henri A. Ett over partikuliere schandalen (Holland in rep en roer).
| |
De Vlaamse Gids.
Jan. In een artikel Tusschen hemel en aarde onderzocht Ed. Hoornik ‘de drijvende krachten van Nijhoff's dichterschap’. Door een vergelijking van de eerste bundels met de latere poëzie toont hij aan hoe Nijhoff de synthese vond tusschen realiteit en romantiek. Met bewondering schrijft hij over Awater en Het uur U. - Jan Schepens herinnert aan het 27ste Nederlandse taal- en letterkundig congres te Kortrijk in Augustus 1902 (Vijftig jaar geleden). - In de Kroniek van de poëzie vindt M. Rutten in J. Walravens' Phenomenologie van de moderne Poëzie en R.C. Van de Kerckhove's jongste bundel Een kleine Ruïne-muziek aanleiding om ‘het probleem van het constante en wisselende, dan ook voor modernistische herzieningen vatbare, in de poëzie te berde te brengen’. De criticus ontwikkelt zijn bezwaren tegen de eenzijdige modernistische theorie van Walravens en het ‘modernistisch geëxperimenteer’ van Van de Kerckhove.
Febr. In een artikel Raymond Brulez of de weg van Blankenberge naar Borgen trekt Jan Schepens een parallel tussen zijn jeugdwerk Het Pakt en zijn laatste, bekroonde roman Het Kruis te Borgen.
| |
Dietsche Warande en Belfort.
Nov. Jan Boon tekent een Portret van Franz de Backer, als letterkundige en hoogleraar, bij gelegenheid van zijn zestigste verjaardag. - In de Noordnederlandse Kroniek schrijft Michel van der Plas met bewondering over De dichter Gabriel Smit naar aanleiding van zijn jongste bundel Ternauwernood. Daarin ziet hij ‘het bewijs van een ongemeen belangrijk en boeiend dichterschap’. - Albert Westerlinck bespreekt o.a. de autobiografie Ingoyghem van Stijn Streuvels, Jan Walravens' Phenomenologie van de Moderne Poëzie, waarover hij zeer ongunstig oordeelt, en Karel Jonckheere's dichtbundel De Hondenwacht.
Dec. Onder een groot aantal Kerstbijdragen, en verzen en proza, vermelden wij een artikel van Pol Heyns, getiteld Sint Jozef is ‘ten dienste bereet’ met aardige gegevens over de volksoverlevering omtrent Jozef, uit de ikonografie, de liturgische devotie en vooral uit het volkslied. - Onder de Boekbesprekingen ontwikkelt Albert Westerlinck zijn principiële bezwaren tegen W.L.M.E. van Leeuwen's Drift en Bezinning.
| |
| |
Jan. Albert Westerlinck behandelt Thema's van het lichaam in de moderne literatuur. Met toelichting, voornamelijk uit de Franse moderne letterkunde, komen achtereenvolgens ter sprake: ‘Bewuste exploitatie der zintuiglijkheid; Het lichaam als bron van beweging, en vooral uitvoerig: Het lichaam en de activistische thema's.’ - Aan het slot van de Boekbesprekingen oordeelt Jos de Haes ongunstig over de dichtbundel De Schelp van Michel van der Plas, bij wie hij sentimentaliteit en ‘ongehoord gemakkelijke versificatie’ opmerkt.
| |
Nieuw Vlaams Tijdschrift.
Okt. L.S. Palder vond in de bekende roman van Marnix Gijsen aanleiding tot het schrijven van een Brief van Daniel over Joachim van Babylon en zijn kuise Suzanna.
Dec. In een Kroniek geeft Achilles Mussche een overzicht van Het essayïstisch en literair-historisch proza van de laatste jaren in Nederland, waarbij vooral de aandacht gevestigd wordt op de toenemende stijlstudie. - Een artikel van Herman M. van Praag over Rhijnvis Feith heeft ten doel een pleidooi te leveren voor deze ‘herhaaldelijk verkeerd beoordeelde’ auteur, die in veel opzichten zijn tijd vooruit was.
| |
Tydskrif vir Letterkunde I Nommer 4.
Twee bijdragen zijn gewijd aan de tachtigjarige Stijn Streuvels: André Demedts (Stijn Streuvels gehuldigd) geeft een overzicht van zijn letterkundige ontwikkeling en zijn verdiensten als ‘de grootste epische schrijver die wij in Vlaanderen ooit hebben bezeten’; Antoon Coolen Stijn Streuvels bij zijn tachtigste verjaardag) publiceert de rede die hij gehouden heeft bij de Streuvels-huldiging te Brugge. - S.C. Hattingh geeft een Oorsig van die Afrikaanse Poësie (1950-'51), waarin hij eerst de dichtbundel Duine en Pioniere bespreekt, van D.F. Malherbe als vertegenwoordiger van ‘die ouer generasie’; vervolgens de jongste bundel van D.J. Opperman: Engel uit die klip, die hij bewondert om de rijke inhoud, de ‘tegniese vormbeheersing en suiwer klankekspressie’. Minder ingenomen is hij met Elizabeth Eybers' Tussensang, waarin hij achteruitgang ziet. Ten slotte komen nog ter sprake Die Sewe Vrese van Ernst van Heerden en de ‘eersteling-bundel’ Muze van Bartho Smit. - In een beschouwing over ‘Modernisme’ in ons letterkunde houdt F.J. Eybers in krasse termen een boetpredikatie tegen de wangenres en het smaakbederf in de Afrikaanse letterkunde. Verbetering verwacht hij van kennismaking, door vertaling, van grote buitenlandse kunst, van terugkeer tot onderwerpen uit eigen omgeving. Hij ziet tekenen ‘dat die verwildering en vervlakking in ons literêre smaak geleidelik begin afneem’.
| |
Ons Eie Boek XVII
Nommer 2. In het Kritiese Bulletin beoordeelt Rob. Antonissen Die sewe vrese, een dichtbundel van Ernst van Heerden. - Ernst van Heerden beoordeelt de Verhalende Gedigte van C.M. van den Heever. - F.V. Lategan beoordeelt proza van P.J. Schoeman: Uitspring
Kêrels. F.E.J. Malherbe beoordeelt tien eenbedrywe van Gerhard J. Beukes (Kerse teen die wind) en een keuze uit Afrikaanse kortverhalen van F.V. Lategan (Kortpad). Tj. Buning beoordeelt Abel Coetzee's Die dans van die dwarrelwinde en Martinus se Roem van C.M. van den Heever. In de rubriek Nederlands beoordeelt A.P. Grové de monografie over Conrad Busken Huet van C.G.N. de Vooys.
| |
| |
Nommer 3. Met voldoening constateert W. Kempen Die Afrikaanse Woordeboek het verskyn! - In het Kritiese Bulletin beoordeelt F.E.J. Malherbe, uitvoerig ontledend, Engel uit die klip van D.J. Opperman. - Rob. Antonissen beoordeelt Vir die luit en die kitaar van Uys Krige.
| |
Tijdschrift voor Ned. Taal- en Letterkunde LXIX, afl. 3.
Marie Ramondt schrijft over De oorspronkelijkheid van de Karel ende Elegast. Al zou de auteur de Franse roman Basin gekend hebben, dan heeft hij het ‘kernthema’ van de meesterdief, een volksvertelling, op oorspronkelijke wijze verwerkt. - M.E. Kronenberg publiceert Fragmenten der Nederlandse vertaling van Le chevalier déliberé door Pieter Willemsz. - G. Kloeke betoogt dat ten onrechte bij beschrijving van dialekt Verbastering genoemd wordt wat slechts evolutie is. - K. Heeroma vervolgt zijn studie over De G.M. eu in het Nederlands. - Een uitvoerige studie van Theodoor Weevers is gewijd aan de ontleding en beschouwing van Het Blank Heelal van Albert Verwey en zijn polaire bouw. - F. Kossmann beoordeelt de uitgave van De historie van Broeder Russche door Luc. Debaene.
| |
Levende Talen No. 162.
De inspekteur Dr. H.J. de Vos doet enige mededelingen over de officiële regeling van het Moedertaalonderwijs in België. - Onder de Boekbeoordelingen vermelden wij die van B. Overmaat's Nijmeegse dissertatie Mellibeus door C.C. de Bruin, van Gezelle's Dichtwerken, Proza en Varia door A.J. de Jong, van Arthur van Schendel's De pleiziervaart door Cath. Ypes, en van L. Kaiser's Phonetiek door G.G. Ellerbroek.
| |
Neophilologus XXXVI, afl. 1.
In een uitvoerig artikel geeft J. Elema een beschouwing over Echt oder unecht, met de bijtitel ‘Zum Problem der literarischen Wertung’. Hij begint met bezwaren tegen Julius Petersen's ontleding in Die Wissenschaft von der Dichtung, waarin z.i. allerlei overbodige onderscheidingen gemaakt worden, die bij een literair aesthetische begripsbepaling van echt en onecht geen dienst kunnen doen. Het beste is, uit te gaan van het onechte. Dat dit mogelijk is, wil hij door een proeve verduidelijken. Hij koos daarvoor twee bijna gelijknamige gedichten Nähe des Geliebten van Goethe en Nähe der Geliebten van Körner.
| |
Volkskunde X No. 3.
J.J. Mak wijst op Een aanwinst van ons geestelijk volkslied, nl. het tiental geestelijke liederen in het onlangs door Luc. Indestege uitgegeven Tongerse handschrift, weliswaar grotendeels wel bekend, maar voor de ontwikkeling van het latere lied van belang.
| |
Kultuurleven XIX.
Jan. Gilbert Degroote levert een bijdrage, gewijd aan Erasmus over oorlog en vrede.
| |
Taal en Tongval III, afl. 1.
G. Kloeke geeft een voorstudie voor een dilaektkaart van De ruif, met een schetskaart van de Oostelijke provincies. - E. Blancquaert bestudeerde de Invoeging van d in zinsverband in het dialekt van Opdorp (Opdorpiana II). - Chr. Stapelkamp bespreekt een aantal Groningse woorden. - Fr. van Coetsem vertelt Hoe de Fransen onze g horen (nl. als r). - P.J. Meertens geeft een citaat uit Kinker over de dialecten. - J. Leenen schrijft over Schalie en schalij, die vaak verward werden. - Een artikel van J. Soete handelt Over mannen, mensen en lieden. - J. Leenen beoordeelt A. van Loey's Middelnederlandse Spraakkunst. W.P. beoordeelt Karel De Wolf's Hier Weerom Brugsch Volk.
(Slot volgt in afl. 3). C.d.V.
|
|