De Nieuwe Taalgids. Jaargang 45
(1952)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 57]
| |
Aankondigingen en mededelingen.Facsimilé-uitgaven van Mnl. teksten.Dat de uitgaven van Mnl. teksten met het gereproduceerde handschrift waardering vinden, blijkt reeds uit het feit dat de vroeger aangekondigde Beatrijs-uitgave een jaar later in een ‘aanzienlijk vermeerderde druk’ verschenen is. Behalve dat de medewerkers hun bijdragen herzien hebben, werd een nieuwe palaeografische bijdrage van Dr. Louis De Man ingelast. Tegelijk met deze tweede druk ontvingen wij een dergelijke uitgave van de Esmoreit, bewerkt door Al. De Maeyer, met zeer uitvoerige bibliografie door Dr. Rob. Roemans (blz. 17-94). In deze uitgave, reeds gedateerd Oktober 1948, kan men dus kennismaken met het Hulthemse handschrift. Onlangs verscheen in deze reeks een reproduktie-uitgave van Mariken van Nieumeghen, naar de oudste druk van ± 1519Ga naar voetnoot1) maar geflankeerd door dezelfde tekst in moderne letters en door J. van Mierlo voorzien van verklarende aantekeningen. Voor studiedoeleinden is deze uitgave, naast de vele reeds bestaande, leerzaam door een viertal inleidingen: J. van Mierlo schrijft over De tijd (blz. IX-XV), Luc. Debaene over Letterkundige bedrijvigheid in het begin der XVIe eeuw (blz. XVI-XX), J. van Mierlo geeft een Algemene ontleding (blz. XXI-XXXI), terwijl A.L. Verhofstede de Oorspronkelijke vorm, ouderdom en auteurschap behandelt (blz. XXXII-XXXVIII). De laatste bespreekt de polemiek waartoe deze tekst aanleiding gegeven heeft en sluit zich geheel aan bij de conclusies waartoe Van Mierlo gekomen is, zowel wat betreft het karakter als volksboek, als het auteurschap van Anna Bijns.Ga naar voetnoot2) | |
J. van Mierlo over jeugdwerk van Anna Bijns.Opnieuw heeft J. van Mierlo, onvermoeid, een aantal opstellen gebundeld onder de titel: Nieuwe studiën over Anna Bijns en andere opstellenGa naar voetnoot3). Hij blijft overtuigd dat zij de auteur is van Mariken van Nieumeghen, verwerpt de argumenten door P. Maximilianus aangevoerd, en schrijft ook het volksboek Van den tien Esels aan haar toe, terwijl hij haar auteurschap van andere Antwerpse volksboeken uit de jaren 1516-1525 waarschijnlijk blijft achten. Een grondig onderzoek stelde hij in naar handschrift A, dat - gelijk bekend - naast refreinen van Anna Bijns ook ander en ouder rederijkersgedichten bevat. Zijn conclusie is dat handschrift A en Van Doesborch's bundel oorspronkelijk samenhoorden en evenals de verzameling van Jan van Styevoort ander werk bevat, dat Anna Bijns gekend en wellicht zelf in afschrift bewaard heeft. - Een ander opstel: refrein of referein is gericht tegen het betoog van G. Jo Steenbergen, onlangs in ons tijdschrift (XLIII, 311) opgenomen. De bundel wordt besloten met een interessante studie Over het ontstaan der ballade van Sinte Geertruiden-minne als ‘bijdrage tot het ontstaan van het Faust-thema’. | |
[pagina 58]
| |
Gents Woordenboek.Als uitgave van de Koninklijke Vlaamse Academie begon te verschijnen een uitvoerig Gents Woordenboek (Deel I A - J., Drukkerij Erasmus, 1950). De samensteller Lodewijk Lievevrouw-Coopman, ambtenaar aan het Stedelijk Archief, begon zijn verzameling reeds in 1911, juist toen de Academie een prijsvraag, uitschreef, die vooreerst niet beantwoord werd. Toen hij later zijn 70.000 fiches inzond, werd zijn werk bekroond en kon hij met de bewerking beginnen, die hem van 1934-1945 bezig hield. Nu geniet hij op 83-jarige leeftijd de voldoening zijn Woordenboek in druk te zien, nadat hij de medewerking verworven had van Prof. E. Blancquaert en Mevrouw Tavernier-Vereecken, die een overzicht leverden van Gentse klanken (blz. 25-34). De voorafgaande Bronnenlijst (blz. 12-24) toont ons over welk een rijk materiaal de schrijver beschikte. | |
De andere Gezelle.Bij de herdenking van Gezelle's dood publiceerde J. van Dijck een studie met deze titel, bekroond met de Dr. J. Persijnprijs, en uitgegeven door de Katholieke Vlaamse HogeschooluitbreidingGa naar voetnoot1). De schrijver wijst er op, dat men zich Gezelle niet moet voorstellen als ‘de dichter met de nooit versagende monkellach.’ Integendeel: ‘Van nature is hij een weemoedig mens en het is deze weemoed, die dikwijls door omstandigheden tot uitspraak wordt gedwongen, die wij in zijn bundels willen nagaan’. Vandaar de keuze van het opschrift. | |
Het epos van den Prins.Zo noemde Dr. A. Zijderveld zijn beknopte Keuze uit Hooft's Nederlandse Historiën van 1642, waarbij hij een toelichting schreef, terwijl de Inleiding (Hooft en de historie) met de historische aantekeningen toevertrouwd werden aan J. de Rek. De bloemlezing is aantrekkelijk gemaakt door een 15-tal goed gekozen illustraties (Amsterdam - J.M. Meulenhoff -1951. - 128 blz. Prijs f 2,40, geb. f 2,90). | |
De Twintigste Eeuw in zicht.Voor dit deel van Meulenhoff's Bibliotheek van Nederlandse schrijvers deed Dr. J.C. Brandt Corstius een keuze uit ‘Verhalen en Brieven van Nederlandse auteurs omstreeks negentienhonderd.’ Uit vijftien Noord- en Zuidnederlandse prozaschrijvers werden geschikte fragmenten bijeengebracht. Behalve een Inleiding (blz. VII-XIII) verschafte de verzamelaar aan het slot ‘enkele gegevens over de auteurs’ (Amsterdam - J.M. Meulenhoff - 1951 - 102 blz. Prijs f 2,40, geb. f 2,90). | |
Proeve van een objectieve talentelling in het Brusselse.Dit aktuele onderwerp, van belang voor de verhouding van Vlaams en Frans, is door Mr. Leo Lindemans in een uitvoerig gedokumenteerde studie behandeld. (Uitgave van de Katholieke Vlaamse Hogeschooluitbreiding. Antwerpen - Standaard-Boekhandel - 1951. Prijs f 1,75). | |
Oostnederlandse taalproblemen.Dr. K. Heeroma publiceerde in de Mededelingen der Kon. Ned. Akademie | |
[pagina 59]
| |
XIV, No. 8 (1951) een drietal studies, ‘in betrekkelijk los verband tot elkaar’, maar waarvan de samenhang in de Inleiding aldus verduidelijkt wordt: ‘De oostelijke, Nederduitse, Westfaalse inslag in de taal der landprovincies wordt geenszins ontkend, maar toch meer als iets secundairs en bijkomstigs dan als primair bepalend beschouwd. Het karakter van het Oostnederlands wordt in de eerste plaats Nederlandse geacht en niet Nederduits, omdat het, evenals het Westnederlands, bepaald wordt door de frankisering’. (Amsterdam - Noordhollandse U.M. - 1951). | |
Album-Dr. Jan Lindemans.Ter huldiging van de folklorist en toponymist Jan Lindemans werd hem de 8ste September 1951 een Feestalbum aangeboden. Een aantal deskundigen herdenken zijn verdiensten op verschillend studiegebied. Daarop volgen een lange reeks bijdragen van vakgenoten en vrienden, waarvan wij er enige vermelden, die betrekking hebben op Nederlandse taal- en letterkunde, nl. Van Voornaam tot Schimp- en Spotnaam door C. de Baere. - Albrecht Rodenbach-Pol de Mont. Een Albumblad door F. Baur. - Op dorpiana I. Vergelijkingen door E. Blancquaert. - Jan Boendale's Van den Derden Edewart (over een tekstverklaring bij vs. 2015-2016) door Willem van Eeghem. - Een middelnederlandse Paardennaam: Vale- Vaellewe door P. de Keyser. - De voorzetsels in en op in Plaatsaanduidingen door J.L. Pauwels. - ‘Zullen’ in het Hertogdom Brabant (de verschillende dialektvormen van dit werkwoord in Brabantse oorkonden) door H. Vangassen. | |
Werkwoordvorme in Afrikaans in die verlede tyd.Over dit onderwerp publiceerde Prof. Meyer de Villiers een uitvoerige verhandeling in de Annale van die Universiteit van Stellenbosch, Jaargang XXVI, No. 1 (1951), 91 blz. | |
Nieuwe Afrikaanse poëzie.In een beknopte brochure gaf Dr. D. Bax Een overzicht van de Afrikaanse Dichtkunst van 1940-1947. Het Bestuur van de Nederlandsch Zuid-Afrikaanse Vereeniging (Keizersgracht 141, Amsterdam) deelt ons mede, dat voor belangstellenden nog enige exemplaren op aanvrage gratis verkrijgbaar zijn. | |
Jacob Geel's Onderzoek en Phantasie.Dit belangrijke boek, in 1911 door de W.B. uitgegeven, is sinds lang uitverkocht. Eerst nu vernamen wij dat in de oorlogsjaren bij de Uitgeverij De Lage Landen te Brussel een herdruk verschenen is met Inleiding en Nota's van Abel Eppens. Een gedeelte van de oplage is door de W.B. overgenomen en in de handel gebracht. C.d.V. | |
Mensen en Meningen.Onder deze titel verzamelde Anton van Duinkerken, op instigatie en met medewerking van F.P.C. de Kock, een 28-tal beschouwingen, welke hij tussen 1940 en 1950 schreef en die tot dusver over allerlei ‘verslagboeken, verzamelwerken en tijdschriften’ verspreid waren. (N.V. Uitgeversmij. Pax - 's-Gravenhage MCMLI). Naar hun inhoud en strekking werden deze beschouwingen gerangschikt onder de hoofden: Christendom; Humanisme; Kunst; Opvoeding. Hoewel in het algemeen buiten het kader van ons tijd- | |
[pagina 60]
| |
schrift vallend, bevat deze verzamelbundel toch ook heel wat dat voor de Neerlandicus niet zonder betekenis is. In het bijzonder vestig ik de aandacht op: De Student in het Culturele Leven (waarvan een beschouwing over Middeleeuws universiteitsleven de kern vormt); De Brochure van Gerard Walschap (n.a.v. diens brochure Vaarwel dan, waarmee hij met de Katholieke Kerk brak); Ascetiek en Fantasie (over Bernard van Clairvaux, die, ‘leraar der verzaking, tevens leermeester [kon] worden der weelde, ons overtuigende, dat geen schoonheid die overtreft, welke de contemplatie waarneemt’); De Poëzie van de nieuwste Tijd (toespraak op de Algemene Vergadering van de Vereniging van Leraren in Levende Talen op 30 December 1947). Niet al deze beschouwingen gaan even diep, niet altijd ook zal men het met hun schrijver eens blijken - maar steeds zal men geboeid en met vrucht kennis nemen van Van Duinkerken's betoog, en bewondering voelen voor zijn eruditie. W.A.P.S. |
|