De Nieuwe Taalgids. Jaargang 44
(1951)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdCritisch Bulletin.Maart. Anthonie Donker beoordeelt het eerste van Twee boeken over Tachtig, namelijk De jeugd van een dichter. Uit het leven van Albert Verwey door Maurits Uyldert. Voor deze studie, te beschouwen als ‘een model van een biographie intérieure’ heeft hij veel lof. Het bevat ‘een groot en belangrijk stuk geschiedenis van de Beweging van Tachtig en van De Nieuwe Gids’ en werpt o.a. nieuw licht op de verhouding van Verwey en Kloos, van hun beider jeugdwerk. - Jeanne van Schaik-Willing oordeelt ongunstig over de roman De Vier Doden van A.H. Nyhoff, waarin zij te veel de stem van de schrijfster hoort en de ‘Tegen de Wereld’ gerichte propaganda overdreven en misplaatst acht. - Victor Varangot beoordeelt Belcampo's Sprongen in de Branding (als proeve van ‘Logische absurditeit’; R. Blijstra beoordeelt Aan de voet van het Belfort van Achilles Mussche (Met diepe verontwaardiging), dat de sociale ellende in het midden van de negentiende eeuw als onderwerp heeft. April. A. Donkersloot (Twee boeken over Tachtig) oordeelt ongunstig over G. Colmjon's boek: De oorsprongen van de Renaissance der litteratuur in Nederland in het laatste kwart der 19e eeuw, in 1947 herdrukt. Meer waardering heeft hij voor een boek van dezelfde auteur over De Haagse | |
[pagina 237]
| |
School. - J. Haak beoordeelt Colmjon's biografie van Bakhuizen van den Brink, die hij als nauwkeurige materiaalverzameling waardevol acht, maar als biografie van een ‘markante persoonlijkheid’ niet geslaagd, terwijl Bakhuizen als historicus niet tot zijn recht komt. - Alfred Kossmann beoordeelt de jongste roman Zuster Virgilia van Gerard Walschap. | |
Het Boek van Nu.April. G. Stuiveling herdenkt Van Moerkerken, wiens historische romans, de idee in de geschiedenis belichamend, hij onvoldoende gewaardeerd acht (Bij de dood van P.H. van Moerkerken). Ook voor de onlangs gestorven Vlaamse ‘Multatuliaan’ Julius Pée vraagt hij aandacht. - Gerard van Eckeren beoordeelt Marnix Gijsen's roman Goed en Kwaad. - P.H. Ritter Jr. beschouwt de roman De Metsiers van Hugo Claus als Een knap maar gruwelijk boek. - G. Stuiveling (Het epos van de wever) bespreekt Aan de voet van het Belfort van Achilles Mussche, waarin deze in zeven ‘epische visioenen’ de proletarische ellende in Vlaanderen tot aan het begin van de socialistische bevrijdingstrijd schildert. - G.H. 's-Gravesande geeft een interview met J.B. Charles, pseudoniem van W.H. Nagel. Mei. Een aantal schrijvers geven op verzoek van de redaktie hun kijk op Multatuli. Voorop gaat de redakteur P.H. Ritter Jr., die uitvoerig schrijft over Multatuli aan de aanvang van mijn leven. - Gerard van Eckeren beoordeelt Ram Horna en andere verhalen van Anna Blaman. - In de Kroniek der Poëzie wijdt F.W. van Heerikhuizen een beschouwing aan de bundel Herwaarts van P.N. van Eyck (Tussen wanhoop en vervulling). | |
De Vlaamse Gids.Mei. Onder het opschrift Een spectrografie van hedendaagse schrijvers bespreekt Raymond Brulez een bundel essays van Pierre H. Dubois: Een houding in de tijd, grotendeels over buitenlandse auteurs. - L.P. Boon beoordeelt uitvoerig Telemachus in het dorp van Marnix Gijsen, dat hem weinig bekoort: ‘Marnix Gijsen was het aan zichzelf verplicht ons iets meer te geven’. Meer ingenomen is hij met Wolfijzers en Schietgeweren van Richard Minne, die weliswaar bevriend is met Herreman en Roelants, maar eigenlijk meer in Ruimte past dan in de kring van Het Fonteintje. - Emiel Willekens geeft een beschouwing over Namen en pseudoniemen, waarbij hij nagaat wat een auteur beweegt om zich achter een pseudoniem te verschuilen. - Ward Thys gaat de betekenis na van De rede in de poëzie. Juni. Gerard Schmoock geeft in causerievorm aardige biezonderheden over Vlaamse Tijdschriftenlevens, om aan te tonen dat de geschiedenis, de bibliografie, de illustratie en vooral de groepering binnen de opeenvolgende generaties leerzaam kunnen zijn voor de ontwikkeling van de letterkunde. - In de Kroniek van de Poëzie schrijft M. Rutten uitvoering en diepgaand over Het Boegbeeld Slauerhoff. - Een artikel van W.J.M. van Vliet over Willem van Zuylen geeft ‘ervaringen van een 19e eeuws Hollands acteur in België.’ | |
Dietsche Warande en Belfort.Maart - April. Een studie van E. de Bruyne is getiteld Kunst, Schoonheid, Zedelijkheid. - Jan Boon stelt de vraag: Is Brussel voor een rijk Nederlands kultuurleven verloren? In de Kroniek der Vlaamse Poëzie beoordeelt Albert Westerlinck Overtuigend werk van Reninca, namelijk de bundel Adem der Aarde. Mei. John Daisne publiceert een lezing over Roman en Leven. Uitgaande | |
[pagina 238]
| |
van eigen praktijk geeft hij een algemene beschouwing over de betekenis van de roman in de samenleving. - Luc Debaene behandelt in een uitvoerig artikel Volkskarakter en literaire voorkeur. Een centrale stelling is: ‘Zo men de letterkunde wil onderzoeken met het oog op de kennis van de karaktertrekken van een volk, dan menen wij dat het veiliger is van de lezers uit te gaan dan van de auteurs, van de literaire voorkeur dan van de literaire schepping.’ Daarmee komt hij in tegenstelling tot Anthonie Donker's Karaktertrekken der Vaderlandse Letterkunde, dat z.i. vervangen zou moeten worden door een dergelijk boek, gegrond op een veel omvattend sociologisch onderzoek. - Christine D'Haen geeft uitvoerige en interessante Beschouwingen over Gerrit Achterberg, na bestudering van al zijn dichtbundels. - In de Kroniek van het Vlaamse proza beoordeelt André Demedts een drietal boeken: Rochus van Filip De Pillecijn, Johanna Maria van Paul Lebeau, en De Metsiers van Hugo Claus. - J. Noë S.J. beoordeelt het proefschrift Vondels Drama van J.G. Bomhoff, waarin hij veel te prijzen vindt, maar dat hem niet geheel bevredigt; vooral de opvatting van de Jeptha is z.i. onaannemelijk. | |
Nieuw Vlaams Tijdschrift.April. Julien Kuypers wijdt een zeer waarderend artikel aan Camiel Huysmans, tachtig jaar, waarin hij het leven en de betekenis van deze vooraanstaande Vlaming schetst. | |
Tydskrif vir Wetenskap en Kuns X, afl. 1.P.J. Nienaber geeft het tweede deel van Die Geskiedenis van die Afrikaanse Bybelvertaling, nl. 'n Taalkundig Oorsig. - L.C. van Oordt publiceert Afrikaans-Hollandse Brieve uit die jare 1798-1802, hoofdsaaklik van Veldkornette aan Landdroste. Een etymologische bijdrage van S.P.E. Boshoff geldt het woord Abiekwasgeelhout. - P.C. Schoonees geeft een Aantekening oor die Woord ‘ongans’. - Meyer de Villiers wijst op het verband tussen Aksent en Betekenis. - S.P.E. Boshoff beoordeelt het boek van G.G. Kloeke over Herkomst en Groei van het Afrikaans, | |
Streven.Mei. Joh. Heesterbeek beoordeelt G. Colmjon's biografie van R.C. Bakhuizen van den Brink. | |
Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde LXVIII, afl. 4.D. Bax publiceert Een onbekend gedicht over de dood als schaakspeler, aangetroffen op een los blad met houtsnede van 1470-1485. - Maximilianus O.F.M. vermeldt biezonderheden over Nigromancie in Mariken van Nieumeghen. - Een uitvoerige studie van G.A. van Es behandelt Syntactische vormen van de concessieve modaliteit in het Nederlands, op grond van materiaal sedert het Mnl. - A.P.J. Brouwers toont aan dat het door J.J. Mak opgemerkte werkwoord Adelen bij de vlasindustrie op onjuiste waarneming berust: het kan niet anders zijn dan (h)arrelen. - J.J. Mak zoekt De oorsprong van rooi (= ellende), dat sinds de 15de eeuw in Vlaanderen gebruikt wordt, in deroy (ofr. desroi), waarin de als lidwoord opgevat werd. - Polemiserend met Heeroma bespreekt F. de Tollenaere Nogmaals ‘de etymologie van varken’. - H.W. van Tricht tracht De dativus hum bij Hooft chronologisch na te gaan. - A.G.J. Hermans bespreekt de jagerstern Keiler, aan het Duits ontleend. | |
Levende Talen.April. G.W. Wolthuis levert een bijdrage tot de interpretatie van Mariken van Nieumegen (Sint Pieter en Mariken). - N. Wijn- | |
[pagina 239]
| |
gaard bespreekt Het Indonesisch en de invloed van het Nederlands: de Bahasa blijkt ook door leenvertalingen en in constructies Nederlandse invloed te hebben ondergaan. - P.H. Breitenstein publiceert zijn voordracht over. Wenselijkheid en mogelijkheden van vergelijkend letterkunde-onderwijs. - C.F.P. Stutterheim beoordeelt uitvoerig en waarderend deel I en II van Gerard Knuvelder's Handboek tot de Geschiedenis der Nederlandse Letterkunde; C.A.G. Planje de brochure Nieuwe Afrikaanse Poëzie van D. Bax; Cath. IJpes G. Sötemann's A. Roland Holst en de mythe van Ierland; E. Ellerbroek-Fortuin D.Th. Enklaar's De dodendans en C.A. Zaalberg B. Hunningher's Toneel en Werkelijkheid. | |
Tijdschrift voor Levende Talen, XVII, 2.In de Kroniek Nederlandse Letteren beoordeelt Fr. Closset o.a. De Koperen Tuin van S. Vestdijk en De vier doden van A.H. Nijhoff. XVII, 3. In dezelfde rubriek beoordeelt Fr. Closset o.a. De Metsiers van Hugo Claus, Goed en Kwaad van Marnix Gijsen en Een Lied der Mensheid en Adem der Aarde van Reninca. | |
Volkskunde, LII No. 1.J. Gessler schrijft over Het heksengewicht in de Kempen, J.R.W. Sinninghe over De achtergrond van een Vlaamse bezweringsformule, die hij in Duitsland aanwijst. - Gr. Janssens doet interessante mededelingen over Bomenverering in Waasland, toegelicht met Middeleeuwse gegevens, o.a. uit Lodewijk van Velthem. - C.C. van de Graft verzamelde Kermisliedjes uit Noord-Holland. Het tweede deel van deze aflevering bevat een lange reeks Kleine Mededelingen, o.a. Folklore en letterkunde door M. Zwaagdijk, De hop in het volksgeloof en De specht in het volksgeloof door H.H. Knippenberg en Meivuur door C.C. van de Graft. Ten slotte een groot aantal Boekbesprekingen. | |
Driemaandelijkse Bladen III No. 2.H.J. Moerman schrijft over Deventer in Draaijers tijd met een portret van deze dialektkenner. - Chr. Stapelkamp bespreekt het Groningse 's warreldoags = op werkdagen. - A.R. Hol geeft een tweede bijdrage over De oude IJselstreek als grensgebied. Kl. Sierksema vertelt over Voorjaarsfeesten in Groningerland. - J. Broekhuysen verklaart het woord verspochten. - Een dialektbijdrage van J. de Graaf is getiteld Bie dood en begraftenis; een andere van G.A. van der Lugt: Die eier van mienheer Varekamp; van W.H. Dingeldeins: Riegt oe, zae de boer. - Een proeve van dialekt uit Vriezenveen, Bokken en Jaêtten, door Herman van 't vjenne. - W.H. Dingeldein verklaart De veldnaam hach. - B.H. Hommen deelt een en ander mee Uit oude pachtbrieven. | |
Taal en Tongval 1950.Jo Daan behandelt de begrippen en de benamingen vroedvrouw en baker in de verschillende gewesten (Woord en zaak). - P.D.'Haene ontwierp een dialektkaart voor De namen van de ul in de Zuidnederlandse dialecten. - J.L. Pauwels bespreekt De stijgende diftongen in het Oosten van Zuid-Brabant. - P.J. Meertens de vogelnamen voor De Wielewaal (met kaart). - A. Weijnen bespreekt Noordbrabantse stijgende diphtongen. - P.C. Paardekooper vestigt de aandacht op Internaalstaal, op grond van ervaringen in Roermond. H.J.E. Endepols bespreekt Maastrichtse n-apokope voor een neutrum. - Chr. Stapelkamp vergelijkt de woorden vijn - vijm - vim - viem in verschillende streek- | |
[pagina 240]
| |
talen. - J.L. Pauwels bespreekt De plaats van vervoegd hulpwerkwoord, verleden deelwoord en infinitief in de Aarschotse bijzin. - Jo Daan wijst er op, dat het Twents-Achterhoeks Woordenboek van G.H. Wanink niet zonder verdiensten is (Nogmaals: een nieuwe Gallée). - A. Weynen beoordeelt G.G. Kloeke's Herkomst en groei van het Afrikaans; J. Leenen beoordeelt S.G.W. van der Meer's Venloërstadt-texte. | |
Museum.Maart-April. M. Schönfeld beoordeelt G.G. Kloeke's Herkomst en groei van het Afrikaans. | |
Het Boek XXX, afl. 3.M.E. Kronenberg publiceert haar vondsten betreffende Onbekende Utrechtse uitgaven van Suster Bertken's boekjes en geeft bij de beschrijving ook reprodukties van titelbladen en prenten. | |
Nieuwe Stemmen.Maart. Uit dit maandblad van de Katholieke jongeren vermelden wij een artikel van Lambert Tegenbosch Om het nieuwe woord en het eerste gedeelte van een artikel De stelling en de taak van de dichter in onze dagen van Lieven Rens. | |
Ons Eie Boek XVII No. 1.Taalman bepleit met het oog op een nieuw taalleerplan verbeteringen waardoor Stieftaalmoederonderwijs tot moedertaalonderwijs kan worden. Door behoefte aan taalkennis zal men met een minimum van taalkunde moeten volstaan. Hij geeft dus wenken voor de inhoud van een nieuw leerplan. In het Kritiese Bulletin wordt een lange reeks Afrikaanse en Nederlandse uitgaven besproken of aangekondigd. In de rubriek Studies in Letterkunde behandelt A.P. Grové werk van Leipoldt, Celliers, Langenhoven en C.M. van den Heever. C.d.V. |
|