C'est par la qu'elle parle François.
In het derde ‘Schock’ van de Sinnepoppen gebruikt Roemer Visscher als titel bij de 23ste prent de Franse uitdrukking ‘C'est par là qu'elle parle François’. Dr. L. Brummel verwijst hiervoor in de aantekeningen van zijn uitgave naar een brief van Hooft aan Tesselschade van 8 Mei 1639, waarin deze ook die woorden citeert. Beide auteurs hebben blijkbaar echter aan Montaigne gedacht. In het 35ste hoofdstuk van het tweede boek der ‘Essais’, dat als titel heeft ‘De trois bonnes femmes’, schrijft deze over de houding van een vrouw na de dood van haar man. Na een kleine beschouwing te hebben gegeven naar aanleiding van Tacitus' ‘jactantius maerent quae minus dolent’ (Annal. II, 77) zegt hij: ‘Aussi ne regardez pas à ces yeux moites et à cette piteuse voix; regardez ce port, ce teinct et l'embonpoinct de ces jouës sous ces grands voiles: c'est par-là qu'elle parle françois’.
Roemer Visscher schrijft onder genoemde titel in dezelfde zin over weduwen, al behoudt hij zijn zelfstandigheid: ‘Dese jonghe Weduwen zijn soo angh van huwen, alsmen daer teghen haer af spreeckt, datse schijnen schier een Nonne te willen worden: dan 'ten is dat niet, het is wat anders dat zy dencken, haer ghepronck ende gheprael, haer net gheset doecxken, haer fier ghelaet en minnelijck wesen, 'tstaen voor de Spieghel, haer geparfumeerde kleederen, die spreecken ghenoegh, al swyghen zy stil. Het is al Courtoisie, die een trapken hoogher als Beleeftheydt staet.’
Als Hooft zijn brief aan Tesselschade, dan reeds enige jaren weduwe, begint met: ‘Is 'er een met uw hart deur?’ lag het vervolg van de plagerij met een citaat uit het werk van haar vader voor de hand, maar dat hem daarbij als goed kenner van Montaigne tevens de aangehaalde plaats voor de geest stond, spreekt dunkt me vanzelf.
Scheveningen.
G. Kazemier.