| |
Aankondigingen en mededelingen.
Van de ‘Rhetorike’ naar de Renaissance.
Als tweede deeltje van de Lyriek der Nederlanden verscheen in de Klassieke Galerij een bloemlezing, bezorgd en toegelicht door Dr. Rob. Antonissen (Amsterdam - Antwerpen, Wereldbibliotheek, 1949; 156 blz. Prijs geb. f 2.45). De gedichten zijn gerangschikt in drie afdelingen: I. Rhetorycke, auctentijcke, conste lieflyck, II. Met lijf en ziel in de beroerlicke lijden (de Geuzenpoëzie, vóór en tegen de reformatie), III. Ontluikende renaissanceschoonheid. De beperkte keuze in elke rubriek getuigt van juist inzicht en goede smaak; de verklarende voetnoten zijn degelijk en met zorg bewerkt. De bundel geeft dus een juiste indruk van deze merkwaardige overgangstijd.
| |
Nieuwe Afrikaanse poëzie.
In het maandblad Zuid-Afrika (1947-1949) heeft Dr. D. Bax in een vijftal artikeltjes een overzicht gegeven van de Afrikaanse Dichtkunst 1940-1948. Daarvan heeft het Hoofdbestuur der Ned.-Zuid-Afrikaanse Vereniging een overdruk laten maken en dit bundeltje gratis gezonden aan leraren in het Nederlands, om de belangstelling in de Afrikaanse letterkunde te versterken.
| |
Dagboekfragmenten van Balthazar Huydecoper.
In het Jaarboek van het Genootschap Amstelodanum XLIII (1949) publiceerde Henri A. Ett eigenaardige dokumenten uit de nalatenschap van Balthazar Huydecoper, als regent van de Amsterdamse Schouwburg. Ze geven een kijkje in de onenigheden onder de achttiende-eeuwse regenten en
| |
| |
in het toneelleven van die dagen. Het eerste gedeelte betreft het optreden van Franse comedianten; het tweede de geschillen van de regenten met de dichter Sybrand Feytema, betreffende het auteursrecht van zijn toneelstukken.
| |
Van analytische taalbouw naar nieuwe synthese.
Over dit onderwerp hield C.B. van Haeringen in de Kon. Ned. Akademie een voordracht, die onlangs in de Mededelingen verschenen is (Amsterdam, N.V. Noordhollandse U.M., 1950; 30 blz.). In veel moderne talen heeft een ontwikkeling plaats gehad van synthetische naar analytische taalbouw, maar er zijn ook verschijnselen die op een nieuwe synthese wijzen, b.v. Piet z'n hoed, als ‘genitief in den dop’ en het Afrikaanse se (Jan se boek). Verder de enclytische pronomma (hedde < hebt ge), de samenstelling en afleidingen en de participia-constructies, die voorzetselbepalingen en bijzinnen vervangen.
| |
Handelingen van de Koninklijke Commissie voor Toponymie en Dialectologie XXIII (1949).
‘Onder Nederlands Jouw! en Jouwen schuilt een Gallische Haan’ wordt betoogd door E. Blancquaert en C. Tavernier - Vereecken. Oorspronkelijk is namelijk jouw (sjouw, dzjouw; Noordfrans jô) een kreet van blijdschap en triomf, wanneer door de scherpschutter of de ‘bolder’ de haan getroffen werd. Het Noordfranse jô (uit gallus) is het woord voor haan. Met overvloed van materiaal, vooral Westvlaams, wordt dit onomstotelijk bewezen. - Jos. Dupont bespreekt Gezegden over Sint Katharina ‘met enige principiële beschouwingen over homonymie en synonomie.’ De Brusselse Catherinetten dragen mutsjes. In verband daarmee staat de uitdrukking: coiffer Sainte Catherine, d.i. Catharina vereren, ongetrouwd blijven. De schr. ziet daarin een verwarring van homonymen, nl. hullen = hulden = vereren, en hullen = coiffer. - A. Carnoy wijst op Het element aard in de naamkunde, nl. de plaatsnamen op aart = bouwland, etymologisch onderscheiden van aarde. Na de classificatie wijst hij ook op twijfelachtige gevallen. - Ten slotte vindt men in dit deel een uitvoerige bibliografie over 1948: Voor de Nederlandse Dialectstudie door L. Grootaers, van de Plaatsnamenstudie door H.J. van de Wijer, H. Draye en K. Roelandts, voor de Persoonsnamenstudie door K. Roelandts.
| |
Nederlandse spreekwoorden, spreuken en zegswijzen.
De onvermoeide verzamelaar K. ter Laan, vooral bekend door zijn uitstekend Nieuw Groninger Woordenboek, heeft een rijke oogst bijeengebracht in een compact gedrukte verzameling van 332 blz., in twee kolommen ('s Gravenhage - G.B. van Goor Zonen's U.M. - 1950, geb. f 3.90). Met bescheidenheid zegt de schrijver in het Voorbericht: ‘Dit is geen geleerd wetenschappelijk werk, gelijk dat van Stoett; het is beknopt en eenvoudig opgesteld ten dienste van het algemeen, opdat er weer zo menigeen zich verlustigen zal in deze rijkdom van Hollands taalschat’. Dadelijk blijkt, dat hij zich niet tot ‘Holland’, zelfs niet tot Nederland, beperkt heeft. Ook in Vlaanderen, bij G. Gezelle en Amaat Joos, en in Friesland ging hij te gast. Het is duidelijk dat dit boek ‘met lust en met liefde’ samengesteld is: het is de vrucht van jarenlange taalkundige en folkloristische belangstelling. Daarvan getuigt de lange lijst van geraadpleegde werken (blz. 9-12), gevolgd
| |
| |
door een opsomming van Verzamelaars en Verzamelingen van Spreekwoorden (blz. 13-28) met toelichting. De verklaringen bij de spreekwoorden en zegswijzen zijn begrijpelijkerwijze zo beknopt mogelijk, maar over het algemeen duidelijk en voldoende. De alfabetische rangschikking naar het hoofdwoord heeft het nadeel van de bonte rij, maar het voordeel dat de gebruiker er gemakkelijk de weg in vindt. Behalve bij de Groningse en de Vlaamse zegswijzen en rijmpjes is de streek van herkomst meestal niet aangegeven. Bij uitdrukkingen aan de bijbel ontleend wordt de tekst vermeld. Volledigheid is niet te bereiken, maar bij het raadplegen zal men zelden vergeefs zoeken. In elk geval is dit boek geschikt om de belangstelling in de volkstaal te verlevendigen.
| |
Nederlandse elementen in het Waalse dialekt van Luik.
In de werken van de Kon. Ned. Akademie van Wetenschappen verscheen een zeer breed opgezette verhandeling van Lein Geschiere: Eléments néerlandais du Walton Liégeois (Amsterdam - N.V. Noordhollandse U.M. - 1950; 364 blz.
C.d.V.
| |
Ontvangen boeken.
W. Kramer: Leesboek II, voor de tweede klas van Gymnasium, Lyceum of H.B.S. (f 2.60, geb. f 3.25). |
W. Kramer: Inleiding tot de stilistische interpretatie van litteraire kunst. Derde druk (geb. f 4.90). |
W. Kramer: Nederlandse teksten. Deel III (f 2.75, geb. f 3.25). |
Dr. J.H. Brouwer en D.A. Tamminga: De Reinbôge. Lêsboek foar skoalle en hûs. Diel II (f 3.90, geb. f 4.75). |
R. Kuitert en A. van der Wijden: Taalvorming, Taalboek III, 5de druk (f 1.40, geb. f 1.75). |
(Alle bij J.B. Wolters - Groningen). |
|
J. Haantjes en J.H. Westerhuis: Phrase en Paraphrase ('s-Gravenhage - G.B. van Goor Zonen's U.M. - 1950; Prijs f 2.25). |
|
Willy Bal: Lexique du parler de Jamioulse (Mémoires de la commission royale de toponymie et de dialectologie) Liège, 1949. |
Bertil Sundry: The dialect and provenance of the middle English poem The owl and the Nightingale. |
Torsten Dahlberg: Zum Dänischen Lavrin und Niederdeutschen Lorin. |
Lund - C.W.K. Gleerup 1950. |
|
|