De Nieuwe Taalgids. Jaargang 43
(1950)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdBoekbeoordeling.J.A. Rispens: De geest over de wateren. Litteraire en wijsgerige essays. (Kampen - J.H. Kok - 1950, 280 blz. Prijs geb. f 7.90).Tien jaren geleden verraste Rispens ons met zijn Richtingen en figuren in de Nederlandsche Letterkunde na 1880, dat in ons tijdschrift een warme aanbeveling verdiende en grote verwachtingen wekte.Ga naar voetnoot1) Zijn later werk, aanvankelijk alleen genoten door een beperkte kring van lezers en hoorders, is nu, algemeen toegankelijk bijeen gebracht in een goed verzorgde bundel. De verzameling bestaat uit opstellen, lezingen en voordrachten, 28 in getal en in omvang zeer verschillend, maar - gelijk de schrijver meedeelt - er ligt een gedachte, een levensgevoel aan ten grondslag: ‘Het thema van het tragische in onze cultuur’, of liever onze ‘hypercultuur’. Van zijn Christelijk standpunt getuigt hij: De geest zweeft weer over de wateren van de chaos en een nieuwe kosmos is nog niet geboren. Vandaar de titel van zijn boek. De wijsgerige bijdragen, die vooral zijn van vroeger bekende belangstelling voor Friedrich Nietzsche en van Sören Kirkegaard tonen, laten wij in deze bespreking ter zijde, maar ook de bespiegelende opstellen over litteratuur zijn van wijsgerige geest doortrokken, b.v. Elementen der poëzie (blz. 25), De mythische achtergrond der litteratuur (blz. 119), Over het romantisch levensgevoel, het vitalisme en het begrip der persoonlijkheid (blz. 160), De illusie als scheppende kracht (blz. 170), Kunstenaar en samenleving (blz. 183). | |
[pagina 235]
| |
Van biezonder belang zijn de opstellen over hedendaagse dichters en schrijvers, die te beschouwen zijn als aanvullingen of uitbreidingen van zijn Richtingen en figuren, en waarvoor opnieuw geldt wat ik in 1939 in zijn werk prees: bezonken wijsheid gaat samen met diep inzicht en fijne dichterlijke smaak. Deze opstellen gelden vooral figuren die sinds lang zijn bewondering wekten: Geerten Gossaert (Dichterschap en vreemdelingschap), A. Roland Holst (Kristal tegen Kruis), waarbij een parallel getrokken wordt met Marsman, Jan Prins (De metamorphose van het alledaagse) en vooral Leopold, de dichter van het modern-tragische levensgevoel, aan te vullen met: De inconsequentie als dichterlijk element. Door vriendschap en geestverwantschap ingegeven zijn de opstellen over G. Waanders (Een dichter uit Twenthe), P. van Renssen en A. Wapenaar (Calvinistisch piëtisme), waarbij Geerten Gossaert, Willem de Mérode en A. Wapenaar geconfronteerd worden. Slechts een enkele maal komt een oudere Nederlandse schrijver ter sprake, nl. Nicolaas Beets (De Camera Obscura, honderd jaar na de verschijning) met een eigen kijk op de jonge Beets. Een gedetailleerde bespreking, die menig opstel zou verdienen, ligt niet in onze bedoeling, maar het voorafgaande is m.i. voldoende om tot de lektuur van deze bundel op te wekken. Tegenover de schrijver herhalen wij de vroeger uitgesproken wens, dat hij ons door besnoeiing en aanvulling een definitieve herziene uitgave moge schenken van zijn Richtingen en Figuren. C.d.V. |
|