Augustinus over de taal.
‘Wat ik innerlijk geniet is veel beter dan wat ik er met woorden uitbreng. Maar wat wilt u? de taal is nu eenmaal als instrument van weergave onadequaat. Zij is bij lange na niet zoo spontaan als de gelaatsuitdrukking, en de intuïtie die als een bliksemflits ons innerlijk overlicht, moet worden uitgedrukt in trage lettergrepen, en dat is enkel mogelijk omdat de flits wonderlijkerwijs sporen achterlaat in ons geheugen. Maar hoe heel anders komt het te voorschijn! Wat door een bliksemsnelle teug des geestes is ingedronken komt langs vele kronkelige omwegen uit den mond. Willen wij dus nauwkeurig uitdrukken wat wij inzien, dan worden wij moedeloos over het verschil.’
Naar de weergave bij F. van der Meer, Augustinus de Zielzorger, (Utrecht, 1947), p. 402.
L.C.M.