De Nieuwe Taalgids. Jaargang 43
(1950)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdAankondigingen en mededelingen.Litterair-stilistische Studiën.In deze bundel verzamelde opstellen (Groningen - J.B. Wolters - 1950. Prijs geb. f 7.90) bracht W. Kramer een rijke oogst van vijf-en-twintig jaren vruchtbare studie bijeen, als illustratief vervolg op zijn ‘Inleiding tot de stilistische interpretatie van litteraire kunst’. Kramer behoeft bij onze lezers geen introduktie of aanbeveling: zijn boeiende en kunstzinnige artikels zijn voor het grootste deel in ons tijdschrift verschenen, en menig docent zal ze, verrijkt met andere en oudere bijdragen in boekvorm willen bezitten. De stof is systhematisch ingedeeld. De eerste afdeling, Stijlwaarden, bevat principiële uiteenzettingen; de tweede, Stijlkarakteristieken, toont aan hoe men zeer verschillende dichters en prozaschrijvers door stilistische ontleding en beschouwing beter kan leren kennen; de derde (Poëtiek) bevat o.a. een herdruk van drie interessante Vondel-studiën. Het verheugt ons dat deze verdienstelijke en voorbeeldige stijlstudie nu voor bredere kring toegankelijk gemaakt is. | |
Nederlandse Homerus-vertalingen.In het tijdschrift Hermeneus (XXI, No. 5-6) werd een voordracht opgenomen van Prof. W.E.J. Kuiper, waarin hij een kritische beschouwing geeft over een drietal Homerus-vertalingen, nl. van C. Vosmaer, Timmermans en Boutens, in verband met de bouw van de Nederlandse hexameter. De bewerking van Timmermans is ‘zwierig en voortvarend’: zijn hexameters lopen vlot, maar soms ‘over de boorden heen’. De hexameters van Boutens worden door te veel zwaarbeladen lettergrepen traag en verstard. Om zijn bezwaren te verduidelijken drukt hij een fragment uit de Odyssee in beide vertalingen af, en geeft daarnaast een proeve van eigen vertaling in hexameters, waarin hij een middenweg tracht te vinden. Een pendant van dit artikel leverde Prof. L.C. Michels in No. 7 met een beschouwing Over klassieke maten en rijmloze verzen, waarin o.a. gedichten van Hooft en Huygens ter sprake komen. | |
Over de perceelsnamen van het Nederlandse rivierkleigebied: Betuwe en Bommelerwaard.Als eerste publicatie van de Commissie voor Naamkunde van de Kon. Ned. Akademie te Amsterdam verscheen in de reeks Bijdragen (Amsterdam N.V. Noordhollandse U.M. - 1949) bovenstaande voordracht van Prof. Dr. C.H. Edelman, mede namens Dr. A.W. Vlam. Het rijke, deskundig verzamelde materiaal is met kaartjes toegelicht. | |
De Wachter in het Rederijkersdrama.Dit onderwerp behandelde J.J. Mak in de Kroniek van Kunst en Kultuur (Febr. 1950). Aanleiding was een pentekening van Pieter Bruegel, de Temperantia, waarop een rederijkerstoneel afgebeeld is, met een voorstelling die tot nu toe niet voldoende verklaard was. Mak herkende daarin een liefde- | |
[pagina 187]
| |
scène met een ‘wachter op de tinnen’ uit het bekende Middeleeuwse lied. Hij slaagde er in, op verrassende wijze, dit oude motief ook in verscheiden andere rederijkersstukken aan te wijzen. | |
Lessen in Literatuur.Onder redaktie van Dr. J. Haantjes en Prof. Dr. W.A.P. Smit is een serie boeken ontworpen, met de bedoeling ‘dat docent en leerlingen zich gezamenlijk verdiepen in het werk van een belangrijk auteur of in de literaire productie van een niet te omvangrijk, scherp afgebakend tijdvak’. De docent zal ‘op kenmerkende passages uit het gelezene de aandacht vestigen en er steeds op uit moeten zijn de leerlingen door zijn vragen te dwingen zich de essentie van de besproken fragmenten scherper bewust te maken’. Als eerste deel verscheen Aart van der Leeuw met grote zorg bewerkt door Dr. J. Haantjes ('s Gravenhage - G.B. van Goor Zonen's N.V. - 1950. Prijs f 2.95). Enige andere delen in voorbereiding, zijn reeds aangekondigd. | |
Middelnederlandse teksten voor studiedoeleinden.Het is een goede gedachte geweest, ten bate van studenten in de reeks Textus minores een aantal beknopte Middelnederlandse teksten op te nemen, diplomatisch afgedrukt, zonder aantekeningen, tekstkritiek of glossarium, waarbij de inleiding alleen de betrouwbaarheid van de tekst verantwoordt. Voorop ging de Karel ende Elegast, naar de incunabel A. uitgegeven door G.G. Kloeke (No. VI, 1948). Daarbij sloten zich aan Van den borchgrave van Couchi, naar het Atrechtse fragment uitgegeven door A. Goslinga (No. VIII, 1949), en De Borchgravinne van Vergi, naar het Hulthemse handschrift uitgegeven door A. van Loey (No. IX, 1949). Uitgever is de firma E.J. Brill te Leiden. De prijs is f 1.50 voor de beide eerste, f 1.75 voor het laatste deeltje. | |
Geschiedenis en actualiteit der Frans-Nederlandse taalgrens.Over dit onderwerp hield de Amsterdamse Rector Magnificus Marius Valkhoff de 9de Januari 1950 een interessante dies-rede, die met veel toelichtende aantekeningen in druk verschenen is bij de firma J.M. Meulenhoff te Amsterdam. | |
Gevoelsintensiteit en vorm-anarchie in de dichtkunst.Een voordracht van C.F.P. Stutterheim, over dit onderwerp gehouden voor de Allard Pierson Stichting, en bij gedeelten gepubliceerd in Levende Talen, is als overdruk uit dit tijdschrift onder de uitgaven van de Stichting opgenomen (Groningen - J.B. Wolters - 1950). | |
In andermans vaarwater.Als gevolg van zijn Taalpanoptikum, in onze jaargang XLI, blz. 282 aangekondigd, verscheen een kleinere, smaakvol door Het Spectrum te Utrecht uitgegeven bundel (112 blz. Prijs geb. f 3.75): ‘een bonte rij in hun doen en laten wat nader beschouwd.’ Opnieuw heeft Gerlach Royen zijn rijke voorraad aantekeningen uit tal van schrijvers verwerkt tot een dertigtal korte, aardig ingeklede ‘taallessen’ voor iedereen, van velerlei aard: zonden tegen de spelling van ij-ei (wijds, uitwijden, gevlei), verwarring van leggen-liggen, kennen-kunnen, contaminatie en volksetymologieën (lidteken, predikheer, bokbier), eigenaardige opvattingen en verklaringen van uitdrukkingen, enz., geschikt om de belangstelling van leken op taalkundig gebied te trekken. | |
[pagina 188]
| |
Refreinen van Anna Bijns.In de zich steeds uitbreidende Klassieke Galerij (nummer 52) verscheen een deeltje, waarin Drs. Lode Roose een goed gekozen vijftiental refreinen uitgegeven heeft met een degelijke Inleiding (blz. V-XXXIII) en een Bibliografie (blz. XXXIV-XXXV). In de degelijk en kritisch bewerkte inleiding vindt men alle gegevens voor de studie van haar werk: de verhouding tot de reformatie, een beschouwing in de niet-militante religieuze poëzie, de niet-religieuze refreinen, de vers-techniek en de aesthetische waardering. Uit elk van die groepen zijn refreinen gekozen. Aan de uitvoerige toelichting in voetnoten is veel zorg besteed. Als geheel een geslaagde, aanbevelenswaardige uitgaveGa naar voetnoot1). | |
Geert Teis Pzn. Zijn leven en zijn werk.Er is in de laatste jaren een groeiende belangstelling merkbaar voor de streektaal en de dialectliteratuur. Daarvan getuigt ook het bovengenoemde boek, samengesteld door G.H. StreurmanGa naar voetnoot2). De schrijver begint met een beknopte terugblik op de studie en de beoefening van het dialect en de folklore in de Noordelijke gewesten, om zich dan te wenden tot de geboortestreek van Geert Teis (pseudoniem voor G.W. Spitzen), de Groninger Veenkoloniën. Op grond van een nagelaten beknopte autobiografie beschrijft hij de levensloop van zijn auteur (blz. 16-79). Het tweede gedeelte is gewijd aan het omvangrijke werk (blz. 80-127). Door de talrijke aanhalingen in Gronings dialekt is deze monografie niet alleen voor streekgenoten interessant, maar ook voor allen die in dialektstudie belang stellen. C.d.V. | |
Travaux du Cercle Linguistique de Copenhague.Bij de 50e verjaardag van de Deense taaltheoreticus Louis Hjelmslev is een feestbundel uitgegeven (1949), die het vijfde deel vormt van de Travaux. Verscheiden deense geleerden, en enige structurele onderzoekers van andere nationaliteit hebben bijdragen geleverd, die veelal aansluiten bij gedachten van Hjelmslev. Kristen MØller geeft een ‘Contribution to the Discussion Concerning “Langue” and “Parole”;’ Knud Togeby stelt de vraag ‘Qu'est-ce qu'un mot?’; over casus schrijven Hans Vogt en Hans Christian Sørensen. Een afdeling ‘La glossématique et l'esthétique’ is vertegenwoordigd met twee artikels, een van de Ad. Stender-Petersen, ‘Esquisse d'une théorie structurale de la littérature’, en een van Svend Johansen over ‘La notion de signe dans la glossématique et dans l'esthétique’. C.B.v.H. |
|