De Nieuwe Taalgids. Jaargang 43
(1950)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdAankondigingen en mededelingen.Schilderkunst en volkskunde bij Jeroen Bosch.Als Nijmeegs proefschrift verscheen een omvangrijk en rijk geïllustreerd boek: Ontcijfering van Jeroen Bosch, door Dr. D. Bax, vrucht van een veeljarige diepgaande studie, zowel op kunsthistorisch als op taalkundig en folkloristisch gebied. Het is namelijk gebleken dat de schilderijen van Jeroen Bosch tot in de kleinste biezonderheden een verklaring behoeven. Voor de tijdgenoten waren ze wellicht minder raadselachtig, omdat allerlei spreekwoorden en spreekwijzen, symbolen en volksgebruiken toen nog algemeen bekend waren. Overtuigend is b.v. dat de zogenaamde ‘Verloren Zoon’ niets met de bijbelse parabel te maken heeft, maar op geheel andere wijze verklaard dient te worden. Of de ‘ontcijferingen’ van Bax soms niet te spitsvondig zijn, en algemeen instemming zullen vinden, durven wij niet uit te maken, maar verrassend zijn ze stellig, en de uitgebreide kennis die er aan ten grondslag ligt, zal bij taalkundigen en folkloristen waardering vinden. Van grote belezenheid getuigen de uitvoerige aantekeningen. De 132 reprodukties die het boek besluiten, verhogen de waarde van deze studie. | |
[pagina 59]
| |
Drama en Toneel van Oost en West door de tijden heen.Een kostbaar en smaakvol uitgegeven werk is onder deze titel uitgegeven door Lode MonteyneGa naar voetnoot1), ook door zijn vroegere publicaties en zijn veeljarige werkzaamheid als toneel-criticus tot dit samenvattende werk aangetrokken. Zijn bedoeling was, een handboek te leveren, ‘waarin op overzichtelijke wijze de evolutie van de dramatische kunst onder haar twee aspecten - het litteraire en het scenische - wordt beschouwd’. Daarbij had hij het oog op ‘de brede kring der toneelliefhebbers’ en van de toneelspelers en leerlingen van conservatoria. Maar ongetwijfeld zullen ook belangstellenden in de vergelijkende letterkunde dit boek met vrucht kunnen raadplegen, te meer omdat de litteratuuropgaven de weg naar verdiepte studie wijzen. Na een overzicht van het Oosterze, Griekse en Latijnse toneel (I-IV) begint met hoofdstuk V de ontwikkeling van de West-Europese dramatiek, van de Middeleeuwen tot de moderne tijd (naturalisme en de reaktie van symbolisme en nieuwe romantiek). Het spreekt vanzelf dat bij een zo overweldigend rijke stof de toneelontwikkeling in Noord- en Zuid-Nederland een bescheiden plaats krijgt en slechts in hoofdtrekken behandeld kan worden. Nieuwe gegevens zal de Neerlandicus daar niet in aantreffen, maar het belang van dit boek is, dat het de nationale dramatiek en toneeltechniek laat zien tegen een brede internationale achtergrond. Een zestiental goed gekozen platen leveren een welkome illustratie, terwijl de verzorging lof verdient. | |
Is Michiel de Swaen de dichter van ‘De Menschwordingh’?De Handelingen No. 3 van de Zuidnederlandse Maatschappij voor Taal- en Letterkunde en Geschiedenis 1948-1949 (Oudenaarde 1949) bevatten behalve een Geschiedenis van deze in 1870 opgerichte Maatschappij, door C. de Baere, een belangrijke verhandeling van V. Celen, waarin hij aantoont dat Michiel De Swaen niet de auteur kan zijn van het mysteriespel De Menschwordingh, gelijk sedert de ontdekking van Camiel Huysmans algemeen aangenomen werd. Schrift en spelling komen niet overeen met het autentieke handschrift van De Swaen. Deze heeft het spel wel gekend en gebruikt, maar juist uit zijn wijzigingen blijkt de ontlening aan de andere bron, terwijl ook de taalvormen van het origineel meer Limburgs dan Westvlaams zijn. | |
Zesentwintig biografieën.Als reklame-uitgave verscheen bij de U.M. Querido te Amsterdam, met de titel Singel 262 een aardig boekje, waarin beknopte biografieën van 26 Nederlandse auteurs opgenomen zijn, van wie werk door deze firma uitgegeven is (128 blz., Prijs f 0,65). Merendeels zijn het autobiografieën, deels ook met bewondering geschreven schetsen door bevriende schrijvers, wier namen meegedeeld worden. Het gehalte van deze bijdragen is zeer verschillend, maar verscheidene geven een treffende karakteristiek. Bij elke biografie vindt men een portret en een volledige bibliografie. | |
De Letterkunde in Maastricht.In het Gedenkboek St. Christoffel (September 1949) schreef Jef Notermans een artikel over dit onderwerp, van de Middeleeuwen tot heden.Ga naar voetnoot2) | |
[pagina 60]
| |
Uitstervende woorden.Wisseling in de woordvoorraad van een taal is een boeiend verschijnsel. Voor het Engels is dit onlangs behandeld in een Nijmeegse inaugurele rede van Dr. F.Th. Visser: Some causes of verbal obsolescence (uitgegeven door Dekker en Van de Vegt- Nijmegen - 1949. Prijs f 1,25) Hoewel deze rede over Engelse taaltoestanden gaat, is het betoog en de uitvoerige litteratuuropgave ook van algemeen linguistisch belang. | |
Het Toneel van de Rederijkers in de Bloeitijd.Dit onderwerp koos Dr. J.J. Mak voor een voordracht in de Gentse rederijkerskamer De Fonteine, waarvan de tekst werd afgedrukt in het Cultureel Jaarboek van de Provincie Oostvlaanderen 1948. In dit zelfde jaarboek gaf A. van Elslander een interessante bijdrage over Refereinen int Amoureuze, een studie over Hoofse rederijkersliteratuur, met goed gekozen proeven o.a. uit de bundels van Jan van Doesborch (± 1530), van Jan van Styevoort (1524) en de Nieuwe Refereynen van Anna Bijns, met enkele latere, meestal van minder gehalte. | |
Bilderdijk en de Kerk.In het Verslag van de Vereniging ‘Het Bilderdijk-Museum’ is een uitvoerige studie van Prof. Dr. D. Nauta over dit onderwerp opgenomen. Hij toont aan dat Bilderdijk in de loop van zijn leven weinig deel genomen heeft aan de kerkelijke gemeenschap, maar hoewel hij in 1810 in een onuitgegeven betoog afscheiding bepleit heeft, is hij later tot andere gedachten gekomen. Onjuist is het z.i. hem als een voorloper van Afscheiding en Doleantie te beschouwen. | |
Nederduitse literatuur.Wij ontvingen een grondige en zeer uitvoerige studie van Aloysia Rettler over Niederdeutsche Literatur im Zeitalter des Barock (Münster Westfalen - Aschendorffsche Verlagsbuchhandlung - 1949, 205 blz. met kaarten. Prijs 12 M.), dat door het onderwerp buiten het kader van ons tijdschrift valt, maar dat wellicht voor neerlandici van belang is wegens betrekkingen met onze letterkunde. Op blz. 97 wordt o.a. gewezen op ‘den lebhaften Austausch zwischen niederländischer und nd. Kultur’, terwijl op dezelfde bladzijde naast nederduitse toneelstukken de Overijsselsche Boerenvryagie (1661) vermeld wordt. | |
Lyriek en Leven.Daarover sprak Prof. Dr. P. Minderaa in zijn Inaugurele rede (16 Dec. 1949) als buitengewoon hoogleraar in de Nederlandse letterkunde aan de Rijksuniversiteit te Leiden. De rede is gedrukt en uitgegeven door de Universitaire Pers te Leiden. (Prijs f 1, -). C.d.V. |
|