De Nieuwe Taalgids. Jaargang 43
(1950)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 32]
| |
Floris ende Blancefloer vs. 2194.In bovengenoemde ridderroman luiden vs. 2193-2194: ‘Der scinken vele daer omme gingen:
Tusschen die goudine coppe entie silverine
Scincten si den clareit metten wine.’
In 't Mnl. Wdb. VIII, 775 zegt Verdam, dat hier sprake is van 't begrip ‘verdelen’, zodat de betekenis van vs. 2194-2195 zou zijn: de schenkers schonken de wijn en de ‘clareit’ zowel in gouden als in zilveren ‘coppen’ of: deels in gouden deels in zilveren ‘coppen’. Hij verklaart dus ‘tusschen ... ende’ als een variant van 't in 't Mnl. meer voorkomende ‘onder.... ende’, waaraan ongetwijfeld het begrip ‘verdelen’ ten grondslag ligt. Nooit heeft mij deze verklaring geheel kunnen bevredigen: in bovenbedoelde passage toch is geen sprake van een verdeling; dit zou alleen 't geval zijn, als er van een bepaalde hoeveelheid sprake was, waarvan elk der gasten een gedeelte moest ontvangen. In 't onderhavige geval wordt van zulk een verdeling niet gesproken en wordt alleen gezegd, dat de aanzittenden hun dranken kregen in zilveren en gouden bekers. We kunnen daarom ‘tusschen’ hier eenvoudig opvatten in de zin van ‘in’. Dit gebruik van ‘tusschen’ is ongetwijfeld ook zeldzaam, maar ligt toch, dunkt mij, meer voor de hand dan de verklaring die 't Mnl. Wdb. geeft. Deze opvatting vindt m.i. grote steun in de volgende plaatsen. In de Statenvertaling lezen we in Daniël 8 vs. 16: ‘Ende ick hoorde tusschen Ulaï eenes menschen stemme: die riep, ende seide: Gabriel enz.’ De kanttekening zegt ter verklaring hierbij: ‘te Ulai of, in 't midden van Ulai, dat is, tusschen de beyde oevers der riviere Ulai’. Hier is dus 't begrip ‘tussen’ nog duidelijk aanwezig, maar even duidelijk dat van ‘in’ of ‘op’. In de tweede plaats wijzen we op Huge van Bordeeus vs. 27, een plaats, die we ook in 't Mnl. Wdb. VIII, 775 vinden, waar we lezen: ‘Reyst nu na Babilonien ende tusschen wegen suldi vinden een tstercste casteel’; en vs. 8: ‘H. is tusschen wegen om hier te comen’. Hier is 't eigenlijke begrip ‘tussen’ - namelijk tussen begin en eindpunt van de weg - reeds sterk op de achtergrond getreden en heeft 't voorzetsel de zin gekregen van ‘op’ of ‘onder’.Ga naar voetnoot1). Voorts treffen we in Seghelijn van Jherusalem enkele voor ons betoog belangrijke plaatsen aan. In vs. 236 aldaar lezen we, dat èèn der ‘pilleghiften’, die het kind Seghelijn ontvangt, hierin bestaat, dat ‘So wient tusschen oghen sach,
Ende hem iet bade, had hijs noot,
Hi sout hem gheven, waert clein of groet.’
In terugslag hierop luidt vs. 1083: ‘Den coninc hi tusseen den oghen sach’, en vs. 1114: ‘So wien hi tusschen den oghen sach,
Hi moest hem gheven, wat hi bat,’
| |
[pagina 33]
| |
Mij dunkt hier is er geen sprake van, dat Seghelijn de man van wie hij iets begeert tussen de beide ogen dus, naar de neuswortel, moet zien, maar tussen de beide oogleden d.w.z. in de ogen. De uitdrukking ‘tussen (den) oghen sien’ maakt op mij sterk de indruk van een vaste formule voor in de ogen. Ten slotte is 't ook in dit verband van belang, dat Plantijn i.v. tusschen o.a. ook opgeeft ‘tusschen dien tijd = ce temps pendant, cependant’Ga naar voetnoot1). Ten overvloede kunnen we nog vermelden, dat we bij de Mnd. praepositie mank, die etymologisch verwant is aan 't verbum mengen en waarvan de gewone zin ‘tussen’ is, een analoge betekeniswijziging opmerken. Zo lezen we in de Mnd. Cron. van Benn. 28: ‘So goten de Vresen (= Friezen) tot allen vesten water uut manck dat vuer’; letterl.: tussen de vlammen, tussen de vuurbrokken m.a.w. in het vuur. Ook in 't tegenwoordige Nedersaksisch van Drenthe zijn nog sporen van deze betekenis overgebleven, want de eerste strophe van L.A. Roessingh's Doodendans luidtGa naar voetnoot2): ‘Paartie kunt 't neet aaltied haarden,
Waar de naober z' hen hebt braacht;
En dreijt dan in laange riegels,
Maank mien slaopelooze nacht.’
(D.w.z. Velen kunnen het niet uithouden op de plaats, waar de buren hen gebracht hebben - 't kerkhof, de begraafplaats - en waren dan in lange rijen rond in mijn slapeloze nacht.) Uit het bovenstaande kunnen we, dunkt mij, concluderen, dat ‘tusschen’ in de bovengenoemde plaats van Floris ende Blancefloer de betekenis heeft van ‘tussen tegenover elkaar liggende punten van de bekerrand’ m.a.w. ‘in’ (de beker). Groningen. Chr. Stapelkamp. |
|