De Nieuwe Taalgids. Jaargang 42
(1949)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De–
[pagina 219]
| |
Aankondigingen en mededelingen.Annalen van het Thijmgenootschap.Een nieuw viermaandelijks tijdschrift met deze titel begon in Mei te verschijnen bij Het spectrum te Utrecht. De omvangrijke aflevering (112 blz.) bevat bijdragen van Katholieke geleerden op het gebied van allerlei wetenschappen. De letterkundige afdeling staat onder leiding van Prof. Dr. L.J. Rogier, die als inleiding een interessante voordracht van 1947 publiceert over Alberdingk Thijm en de Katholieke herleving. Daarop volgen een drietal voordrachten van Gerard Brom met de gezamenlijke titel De leek in de Kerkgeschiedenis. | |
Taalnatuur en Taalcultuur.Dit onderwerp koos Prof. K. Heeroma voor zijn inaugurele rede als hoogleraar in de taalkunde aan de Universiteit van Indonesië (Batavia 6 Mei. Uitgegeven door J.B. Wolters - Groningen, Batavia). Hij betoogt dat een ‘complete taal’ een evenwicht kent van natuurlijke en cultuurlijke expressie. Het Latijnse cultuurmonopolie heeft herhaaldelijk diepgaande invloed gehad, door terugdringing van de landstaal, maar natuurlijke ontaarding wekt cultureel herstel. Deze wisselende degeneratieen regeneratie-tendenties in onze taalontwikkeling worden dan aan verschillende klankverschijnselen nader toegelicht, o.a. de mouillering en de diminutief-suffixen. | |
Wat is taal?Onder linguisten is Edward Sapir's Language. An introduction to the study of speech, dat reeds van 1921 dagtekent, zeer bekend en gewaardeerd. Deze Amerikaanse geleerde beschikt over een bewonderenswaardige kennis van velerlei talen, behalve de Indogermaanse ook Chinese, Indianentalen en Eskimo-taal, waardoor zijn beschouwing over taal in het algemeen een brede grondslag heeft. Zijn stijl is helder, zijn inzichten vaak verrassend, zijn voorbeelden goed gekozen en boeiend. Onafhankelijk van de Praagse tchool ontdekte hij reeds de betekenis van de fonologie voor de taalwetenschap. Dat alles gaf A.L. Sötemann aanleiding om dit boek onder bovenstaande titel als ‘inleiding tot de taalkunde’ voor Nederland te bewerkenGa naar voetnoot1). Bewerking betekent hier niet samenvatting of bekorting: de tekst is nauwkeurig gevolgd en vlot vertaald, met inbegrip van de aantekeningen. Alleen heeft de bewerker ‘voorzover dit mogelijk bleek zonder de bouw van de hoofdstukken aan te tasten, in de vertaling het Engelse materiaal door Nederlands vervangen’. Daarin is hij, door goed gekozen voorbeelden, aardig geslaagdGa naar voetnoot2), zodat zijn vertaling voor Nederlandse lezers nieuwe aantrekkelijkheid verworven heeft. | |
Het Algemeen Beschaafd in Vlaanderen.In het Vlaamse maandblad Bevrijding (April-Mei 1949) schreef J.A. Daman een beknopt artikel om de bezwaren van Dr. J.L. Pauwels in deze jaargang van ons tijdschrift (blz. 21 vlg.) geuit, te weerleggen. | |
[pagina 220]
| |
Binnenwanderung und Sprache.De vijfde jaargang van de Niederdeutsche Mitteilungen (Lund - 1949), opgedragen aan de zestigjarige Erik Rooth, bevat o.a. een artikel van C. Grönlund. Kellnberger over dit onderwerp, waarin betoogd wordt dat bij dialektgeografische studie te weinig gelet wordt op de omvangrijke verplaatsing van de bevolking binnen de landsgrenzen, vooral van het platteland naar de steden. | |
Miscellanea- J. Gessler.In dit omvangrijke Album (twee delen met 1380 blz.; 1948) ter huldiging van de zeventigjarige Leuvense hoogleraar, komen naast talrijke bijdragen op historisch en folkloristisch gebied ook bijdragen voor van taal- en letterkundige aard, die voor onze lezers van belang zijn. Daarvan geven wij een opsomming in alfabetische volgorde: C. de Baere: Rhetoricale Feesten te Brussel; V. Celen: Het Nederlands te Duinkerke door de Eeuwen heen; F. Closset: Kanttekeningen bij een Gedicht van Johannes Kinker; A. Coucke: Van liturgisch tot geestelijk Drama. Bijdrage tot de Kennis van het middeleeuws Toneel; L. Debaene: Het Volksboek Den Strijt van Roncevale en de Alder excellentste Cronyke van Brabant; G. Degroote: Poëtae minores (d.w.z. Vlaamse dichters van ± 1800); J. Droogmans: Guido Gezelle en de Limburgers 1855-1899; A. van Duinkerken: ‘Krachtelooze Paepenblixem’; H.J.E. Endepols: Diftongering van î en stoottoon in het Maastrichts; E. Fraussen: Tegenstrijdigheden bij woorden zinsbetoning; L. Grootaers: Het verspreidingsgebied van het Limburgse gerundium; K. Heeroma: Spreuk en gedicht (naar aanleiding van een gedicht van D.R. Camphuysen); E. Janssen: Gloriant, het tweede van onze Abele spelen; R.F. Lissens: Over een gedicht van Rodenbach; L. de Man: Dialectisch materiaal uit Oud-Leuvense bronnen; P. Maximilianus: De slot-n in zwak betoonde lettergrepen van het Sint Franciscusleven van Maerlant; L.C. Michels: Omschrijvende functie in het Middelnederlands; J. Moors: Luikse oorkonden uit de 14de eeuw, geschreven in het Nederlands; J. Notermans: Commentaren bij Een abel spel ende eenöedel dinc vanden hertoghe van Bruuyswije; W. Pée: Regressieve of progressieve assimilatie? M. Ramondt: Heer Halewijn en Blauwbaard; G. Royen: Eenheid ondanks diep verschil. De -n en de voornaamwoorden; M. Rutten: Is Karel van de Woestijne een mystiek dichter? J.G. Sterek: Marnix van Sint Adlegonde en Broer Cornelis; A. van Loey: Tekstcommentaar bij Huygens en Reinaert I; J. Verboven: Een paar kanttekeningen bij Vondels Leeuwendalers; O. Verstegen: Marginalia bij geestelijke liedboekjes uit de 17e eeuw; A. Westerlinck: Aantekeningen over Karel van de Woestijne's jeugd; A. Weijnen: Urker phonologische kanttekeningen; J. Wils: De taaltechniek in de lyriek van Karel van de Woestijne. C.d.V. | |
Lecoutere-Grootaers, Inleiding tot de Taalkunde en tot de Geschiedenis van het Nederlands, 6e druk, Leuven en Groningen-Batavia, 1948.De vierde druk van dit werk is in dit tijdschrift (XXX, 229 vlgg.) uitvoerig door Royen besproken. Blijkens de achtereenvolgende voorberichten, die bij de 6e druk opnieuw zijn afgedrukt, heeft de vijfde druk een vrij ingrijpende herziening ondergaan. Tussen de vijfde en de zesde druk is de afstand minder groot, maar ook ditmaal is op verscheiden plaatsen toegevoegd en gewijzigd, met behoud van de oude paragrafen- | |
[pagina 221]
| |
indeling. Een uiterlijke verandering is het overbrengen van de tekst in de nieuwe spelling. Mej. Lie. L. van de Kerckhove heeft zich hiermee belast, en zich van haar taak wel wat al te consequent gekweten door ook in titels van boeken de spelling van de auteur te veranderen. Een werk van deze opzet stelt aan de bewerker hoge eisen. Het eerste deel, ‘taal en taalstudie in het algemeen’, behandelt de meest uiteenlopende algemene en principiële onderwerpen: taaltypen en taalverwantschap, fonetiek en semantiek, woord en zin, oorsprong van het schrift, kunsttalen, indeling en geschiedenis van de taalwetenschap, enz. De omvang dwingt tot beknoptheid, en licht zullen er lezers zijn die een of ander onderwerp wat uitvoeriger of op andere wijze behandeld zagen. Maar in het algemeen heeft Prof. Grootaers aan die zware eisen zonder schade aan de helderheid weten te voldoen. Het tweede deel, dat achtereenvolgens de indogermaanse talen, de germaanse talen en de externe en interne geschiedenis van het Nederlands behandelt, geeft eveneens veel in kort bestek. Dat kan een van de redenen zijn waarom men b.v. van ‘ingwaeoons’ en ‘ingwaeonismen’ nog niet gesproken vindt. Dat overigens de dialectologie in Grootaers' boek een ruime plaats inneemt, zal niemand verwonderen die de verdiensten van de auteur op dit gebied kent. Het boek van Lecoutere-Grootaers behoort tot het vaste werkmateriaal van Neerlandici, inzonderheid wel van de Belgische ‘Germanisten’, en zal in zijn nieuwe vorm weer goede diensten kunnen doen.
C.B.v.H. | |
Nederlandse Spraakkunst.Van deze spraakkunst, door C.G.N. de Vooys, is onlangs bij de firma J.B. Wolters te Groningen een herziene en vermeerderde uitgave verschenen, waarin welwillend verstrekte kanttekeningen van verscheiden vakgenoten verwerkt zijn, terwijl Dr. M. Schönfeld opnieuw zijn medewerking verleende. Ook het Register is enigszins uitgebreid. |
|