De Nieuwe Taalgids. Jaargang 42
(1949)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 155]
| |
Aankondigingen en mededelingen.Overdiep's Verzamelde opstellen over taal- en letterkunde.Deze uitgave is nu volledig geworden door de verschijning van deel II en III (Antwerpen - Tilburg - N.V. Standaardboekhandel - 1948. Prijs geb. f 11,90 en f 10,90), beide door G.A. van Es systematisch gerangschikt en verzorgd. Het tweede deel, over Syntaxis en Stilistiek opent met een Taalgidsartikel over De studie der Nederlandsche syntaxis (1925) en de inaugurele rede van 1929 over de stilistische methode. De volgende stilistisch-syntactische studies, de tekstverklaring, over etymologie en semantiek, zijn grotendeels in Onze Taaltuin verschenen. Het derde deel bevat opstellen over Stijl en litteratuurgeschiedenis, gevolgd door een Bibliografie. Ook deze zijn meestal aan Onze Taaltuin ontleend. In het biezonder vestigen wij de aandacht op de breed uitgewerkte studie Over Potgieters litteraire vormen en op de rede bij de Vondelherdenking in de Kon. Vlaamse Academie Over Vondels dichtkunst. In de rubriek Litteratuur-historie vindt men o.a. een belangrijk Gidsartikel herdrukt over Hugo de Groot en onze nationale renaissance. De bibliografie levert het bewijs hoe vruchtbaar het te vroeg afgebroken leven van deze verdienstelijke Groningse hoogleraar geweest is, wiens nagedachtenis door zijn leerling en opvolger met dankbaarheid en piëteit terecht geëerd wordt. | |
Joan Cele's Duutsche Sermoenen.In het oud-archief van de gemeente Zwolle heeft Thom. J. de Vries een verrassende vondst gedaan. En Zwols Mnl. manuscript, afkomstig uit de kringen van de moderne devotie, bleek bij nadere bestudering sermoenen te bevatten, gehouden door Magister Joan Cele, rector der Zwolse school, tot zijn clercken 1380-1415Ga naar voetnoot1). In afwachting van een volledige uitgave, die deze teksten stellig verdienen, heeft de ontdekker een Bloemlezing met inleiding doen verschijnen (Zwolle - W.E.J. Tjeenk Willink - 1949; 77 blz. Prijs f 1,80). De uitvoerige Inleiding (blz. 1-22) brengt ons in kennis met de merkwaardige persoonlijkheid van deze Zwolse magister, vriend van Gerardus de Grote en bewonderend discipel van Ruusbroec. De gekozen teksten doen hem kennen als geestelijk leidsman, als onverschrokken boetprediker. Van taalkundige toelichting en tekstkritiek heeft de uitgever zich onthouden. Op verscheiden plaatsen twijfelt men aan de juiste lezing. Als daar geen drukfouten staan, zou het handschrift, als minder betrouwbaar afschrift, een kritische uitgave vereisen. | |
Poëzie der herscheppende wetenschap. Beschouwingen over taalevolutie.Dit onderwerp koos de Leidse rector magnificus C.C. Berg voor zijn Dies-rede op 8 Febr. 1949 (uitgave: Groningen - J.B. Wolters - 1949. Prijs f 0,90). Hij kiest zijn standpunt tussen ‘twee polen, van creatieve werkzaamheid en van blinde evolutie’, de eerste van De Saussure, de | |
[pagina 156]
| |
tweede van Jespersen. Hoewel zijn materiaal grotendeels ontleend is aan de Indonesische talen, geeft hij ook Nederlandse voorbeelden in zijn boeiend en leerzaam betoog. | |
Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde 1946-1947.In het jaar van de Hooft-herdenking hield W. Gs. Hellinga op de jaarvergadering een voordracht over De bereikbaarheid van Hooft's poëzie, die in dit Jaarboek afgedrukt is. Hij geeft een kritisch overzicht van de filologische Hooft-studie, voornamelijk om na te gaan welke de muren zijn ‘die ons de toegang tot Hoofts wereld zullen versperren’. Die moeielijkheid wordt door filologen vaak onderschat. Z.i. hebben wij Hooft nog niet bereikt, maar zal zijn poëzie bereikbaar blijken, dank zij vernieuwd stilistisch inzicht en onderzoek. Uit de Levensberichten vermelden wij het rijk gedokumenteerde en bewonderende overzicht van Van Ginneken's leven en werken door A. Weijnen, het levensbericht van J. Heinsius door D.C. Tinbergen, en van de bibliograaf Wouter Nijhoff door Mej. M.E. Kronenberg. Onder de verslagen van de maandelijkse vergaderingen vestigen wij de aandacht op een voordracht van Jan Prins over zijn werk.
Niederdeutsche Mitteilungen. Jahr. 4 (1948). In dit deel levert Chr. Stapelkamp een bijdrage Über einige niederdeutsche Pflanzennamen, waarbij ook Nederlandse parallellen ter sprake komen. - In de Bibliografie wordt de aandacht gevestigd op de uitgave van Die Servatiusbruchstücke door Theodor Frings en Gabriele Schieb. | |
Jaarboek van die Afrikaanse Skrywerskring XII, 1947.Dit jaarboek begint met een artikel van G. Stuiveling over Arthur van Schendel als verteller. Dan volgen verzen van vijf Afrikaanse dichters en fragmenten van drama's door twee Afrikaanse auteurs. Interessant zijn de Oorsigte van de belangrijkste uitgaven gedurende dit jaar in het Vlaams (door André Demedts), het Nederlands (J.J. Klant) en het Afrikaans (Poësie door A.J. Antonites, Prosa door Abel Coetzee, Drama door Gerhard Beukes). Tot besluit een Bibliografie van Afrikaanse Boeke door P.J. Nienaber. | |
Jaarboek XIII, 1948.Na een Voorwoord over het gehalte van het lezerspubliek volgen bijdragen in poëzie van vijf dichters en van twee dramatische auteurs. De Letterkundige Oorsigte gelden allereerst het Afrikaans: Poësie (door S.C. Hattingh, o.a. over Totius), Prosa (door Rob. Antonissen), Drama en Toneel (door M.P.O. Burgers), Reisbeskrywing (door M.S.B. Kritzinger), Wetenskaplike Prosa (door Abel Coetzee). Daarbij sluiten zich aan een overzicht van Nederlandse poëzie (door G. Stuiveling), van het Vlaams (door André Demedts) en van het Frans (door Marius Valkhoff). Ten slotte een Bibliografie van Afrikaanse Boeke door P.J. Nienaber. | |
Tweetaligheid.In de Tilburgse Opvoedkundige Brochurenreeks is een studie van Dr. A. Weijnen over dit onderwerp verschenen (Drukkerij R.K. Jongensweeshuis - 1949. Prijs f 1,25). De schrijver heeft dit vraagstuk, vooral van paeda- | |
[pagina 157]
| |
gogisch standpunt, internationaal bestudeerd: de inleidende hoofdstukken getuigen van grote belezenheid op dat gebied. Dan worden tegen elkaar afgewogen de voordelen van tweetaligheid (Gunstige geluiden, blz. 13-17, met Kritiek, blz. 18-21) en de Nadelen der meertaligheid (blz. 22-40). Terecht maakt hij ‘een scherp onderscheid tussen de tweede taal als leerstof en de tweede taal als voertaal bij het onderwijs’ (blz. 46). Zijn Besluit is dan ook: ‘Het simpele aanleren van een vreemde taal volgens een geschikte methode oefent geen nadelige invloed uit op verstands-, wils- en gemoedsleven’, maar: ‘Het gebruik van een vreemde taal als voertaal voor het onderwijs is ten allen tijde verkeerd en mag alleen geschieden wanneer de noodzakelijkheid er toe dwingt’ (blz. 50). | |
Vereniging voor Beschaafde Omgangstaal.Deze Vereniging is de 13e Maart l.l. te Brussel opgericht, of liever herrezen, want er heeft in het begin van deze eeuw een bloeiende vereniging bestaan, die in de eerste wereldoorlog te gronde gegaan is. In een prospectus wordt op het grote belang van deze beweging gewezen. Het Bestuur hoopt, dat het een massabeweging zal worden, en stelt zich voor, in een eigen tijdschrift theoretische en praktische leiding te geven. | |
Facsimilé-uitgave van Esmoreit.Bij de uitgeverij ‘De Vlijt’ te Antwerpen verscheen een facsimilé-uitgave van de Esmoreit naar het Hulthemse handschrift, met een parallel afschrift, bezorgd door Al. de Maeyer, met een beknopte Inleiding (blz. 9-16) en een zeer uitvoerige bibliographie door Rob. Roemans (blz. 19-94), waar in 195 nummers met een o.i. overbodige volledigheid alles opgesomd wordt wat op de Esmoreit betrekking heeft. Een breder opgezette, samenvattende inleiding zou waarschijnlijk de kopers van dit boek welkomer geweest zijn. De bij de tekst behorende Aantekeningen zijn los bijgevoegd. De prijs van een gebonden exemplaar is f 7,90. |
|