| |
Uit de tijdschriften.
(Augustus-October).
De Gids. Aug.
In de Kroniek der Nederlandse Letteren herdenkt Anton van Duinkerken de te weinig gewaardeerde dichter Hein de Bruin (1899-1947), wiens werk hij karakteriseert. - In de Bibliographie beoordeelt E.J. Dijksterhuis de door A. Kan uitgegeven autobiografie De jeugd van C. Huygens. - Uitvoerig bespreekt C.F.P. Stutterheim een belangrijk werk van G. Révész over Ursprung und Vorgeschichte der Sprache (Bern 1946). - C.J. Kelk beoordeelt de roman Meester Rembrandt van Jan Mens.
Sept. L. van den Ham beoordeelt De Vrijheid van den Dichter en de Dichterlijke vrijheid van Anthonie Donker.
Okt. Een artikel Dichters en de Werkelijkheid van J. de Wit gaat uit van een essay van Theun de Vries over de dichter Nijhoff, die ‘een wandelaar in de Werkelijkheid’ genoemd wordt. Na een vergelijking met andere dichters (Gorter, A. Roland Holst) konkludeert de schrijfster: ‘de opdracht van de moderne kunstenaar is: leven en wereld, geest en lichaam te verzoenen door beide te zien als twee polen die elkaar in evenwicht houden’. - J.E. Verschaffelt (Nederlanders en Vlamingen) werpt een terugblik op de jongste geschiedenis van het Vlaamse separatisme en de politieke achtergrond.
| |
De Nieuwe Stem II, afl. 7-8.
Anthonie Donker publiceert zijn huldigingsrede over P.C. Hooft en het dichterschap.
| |
Critisch Bulletin. Sept.
F.W. van Heerikhuizen schrijft over De problematiek van Aafjes, naar aanleiding van De Zeemeerminnen en Maria
| |
| |
Sibylla Merian. - Dichterschap en Verantwoordelijkheid bevat een bespreking van Herwig Hensen's studie Over de Dichtkunst door Wolfgang Cordan. - Constant van Wessem beoordeelt de roman De overnachting, geschreven in samenwerking door J. van Schaik Willing en S. Vestdijk en de Stomme Getuigen van S. Vestdijk, onder het opschrift Een ongelijk duo en een beter solist. - Een literaat met God-en-met-ere noemt Annie Romein-Verschoor de schrijver van De Poolsche Ruiter, nl. S. Vestdijk. - Frans Smits bespreekt Nieuw werk van Willem Elsschot: Het dwaallicht.
| |
Roeping. Aug.-Sept.
P. Climacus Bayer O.F.M. tracht een definitie te geven van Proza en Vers, waarbij hij zich in hoofdzaak aansluit bij Vestdijk's onderscheiding van ‘extensief en intensief, of oneindig en begrensd’. - André Demedts schrijf over De taak van de Katholieke schrijver op grond van een Vlaamse polemiek over zedelijkheid in de litteraire kunst. - Anton van Duinkerken publiceert een studie Uit het Biënboec, waarin hij na een behandeling van de Maria-verering in de eerste eeuwen, de Marialegenden en hun bronnen, het werk van Caesarius van Heisterbach en het Biënboec van Thomas Cantimpratensis bespreekt, om te besluiten met de moderne bewerking van de Marialegenden door Albertine Steenhoff-Smulders.
| |
Dietsche Warande en Belfort. Aug.
Johan Daisne besluit zijn Oratio pro deo voor een nationaal ‘register’-toneel. - Jos. de Haes schrijft onder het opschrift Creatieve aandacht over De jongeren en de poëzie. - Onder de Boekbesprekingen vermelden wij J. van Mierlo's recensie van Overdiep's Vormleer van het Middelnederlandsch der XIIIe eeuw.
Sept.-Oct. In de Kroniek der Poëzie kondigt Albert Westerlinck Nieuw werk van Anton van Wilderode aan, nl. Najaar van Hellas. - De Kroniek van het Proza, door André Demedts bevat een bespreking van drie delen van Emiel van Hemeldonck, en van Piet van Aken's De Duivel vaart in ons. - In De laatste ronde stelt Alb. W. de vraag: ‘Wat presteren de jongeren?’ geeft hij een beschouwing Rond een ‘poëtische’ verklaring, en vraagt hij: ‘Is Gerard Walschap wel een “humanist”?’ - Onder de Boekbesprekingen vermelden wij een beoordeling van Gerard Brom's Geschiedschrijvers van onze Letterkunde door J.F. Vanderheyden.
| |
De Vlaamsche Gids. Sept.
Julius Pée publiceert Herinneringen aan Willem Rogghé, een van de oudste schrijvers die hij als student te Gent leerde kennen.
Okt. Paul de Keyer (Terugblik op Karel Lodewijk Ledeganck, 1847-1947) herdenkt de zanger van de ‘Drie Zustersteden’ met zeer gematigde waardering voor zijn grotendeels verouderd dichterlijk werk. Hij maakte daarbij gebruik van de briefwisseling met Frans Rens, zijn ‘kunstvriend’. In een Kroniek van de Poëzie bespreekt M. Rutten de Strijd rond de Hollandse Muse, waarbij hij de verschillende richtingen sedert 1917 en hun onderlinge strijd karakteriseert. - In een Kroniek van het essay beoordeelt Jan Schepens zijn lektuur van de afgelopen zomer, o.a. Demedts' studie over R. Minne, en die van Bittremieux over P.N. van Eyck.
| |
Ad interim IV, Juli.
Deze dubbele aflevering bevat één bijdrage, gewijd aan Frans Coenen, met de titel Veertig jaar commentaar. - Na een bio- | |
| |
grafische inleiding (met portretten) door Barend de Goede volgt een ruime keuze uit de kleine geschriften, besloten door een bibliografie.
Aug.-Sept. P.H. van Moerkerken schrijft een In memoriam Frans Bastiaanse; Gabriël Smit: Ter gedachtenis aan Hein de Bruin (1899-1947). - De Critische Bijlagen bevatten na een artikel van Jan Spierdijk, gewijd aan Jan Campert, een aantal boekbesprekingen, nl. De jeugd van Konstantijn Huygens door Henriëtte de Beaufort; De beteekenis van Multatuli van Henri A. Ett, door Barend de Goede; de Philosophie der metafoor (naar aanleiding van een essay van S. Vestdijk) door M. Baan; Nieuw proza van C.M. van den Heever (nl. Anderkant die Berge, 1944, Kringloop van die Winde, 1945) door M. van der Bom-Luitingh.
| |
Apollo. Sept.
Henri A. Ett levert een korte bijdrage over Elias Annes Borger († 12 Oct. 1820). - De Kroniek van Joh. Tielrooy bevat o.a. een beoordeling van Anthonie Donker's Karaktertrekken der vaderlandsche letterkunde, van de jongste geschriften over Du Perron en van G. Walschap's roman Ons geluk (1947). - A. Marja: De erfenis van een polemist bespreekt herdrukken van Du Perron, nl. Cahiers van een lezer en In deze grootse tijd (1946).
| |
Bezinning. Sept.
W.C.J. Buitendijk bespreekt uitvoerig het bekroonde verhaal De geboorte van Jan Klaassen door J.J. Klant, als uiting van ‘het existentialistisch levensgevoel van de moderne dichter’.
| |
Het Boek van Nu. Sept.
In de eerste aflevering van dit nieuwe ‘maandblad voor boekenvrienden’ (onder redaktie van Gerard van Eckeren, P.H. Ritter Jr, G. Stuiveling en Hans van Haaren) gaf G. van Eckeren (Kroniek van het Proza) onder het opschrift Spel in brieven een bespreking van De Overnachting door Jeanne van Schaik-Willing en S. Vestdijk. - G. Stuiveling (Kroniek der Poëzie) schreef een beschouwing over J.C. Bloem's Verzamelde Gedichten, met de titel Verlangen, Ontgoocheling en Berusting, terwijl hij in de rubriek Litteratuurstudie (Met de Muze ter markt) een beoordeling schreef van het boek van A. Romein-Verschoor: Slib en Wolken: Stromingen en gestalten van de nieuwste Nederlaneds litteratuur, dat beoogt onze letterkunde in het buitenland bekendheid te geven.
Okt. P.H. Ritter publiceert een Gesprek met Simon Vestdijk. - G. Stuiveling (Encyclopaedisch tekort) oefent scherpe kritiek op Anton van Duinkerken's bijdrage over Nederlandse letteren in het tweede deel van de ENSIE. - Gerard van Eckeren beoordeelt de roman En de Akker is de Wereld van Dola de Jong. - F.W. van Heerikhuizen bespreekt de Nieuwe bundel van Gerrit Achterberg.
| |
Volkskunde N.R. VI, afl. 2.
H.H. Knippenberg schrijft over de Zwaluw in het Volksgeloof; E. van Autenboer over De vasten uitkloppen; C. Cath. van de Graft over Het takjesgebruik bij begrafenissen. - Maurits de Meyer (Oude en nieuwe sprookjesstudie) bespreekt een Waalse verzameling door Eug. Polain, waarvan hij de toelichting onvoldoende acht. - J.R.W. Sinninghe verzamelde Nederlandse Bezwering-formules uit de negentiende eeuw. - Onder de Kleine Mededelingen wordt o.a. de aandacht gevestigd op de volkskunde-studie in Zuid Afrika. - Onder de Boekbesprekingen kondigt J. Gessler het Middelnederlands Leerboek van A. van Loey aan en een beknopte geschiedenis van Het poppenspel in de Nederlanden door J. Vandenbroucke.
| |
| |
| |
Verslagen en Mededelingen van de Kon. Vlaamsche Academie. Jan. 1945.
Frank Baur leverde een zeer waarderend In memoriam Gerrit Siebe Overdiep.
Maart-April 1945. Floris Prims hield een toespraak tot de vijf-enzeventig-jarige archivaris Jozef Cuvelier, die ook door J. van de Wijer gevierd werd als voorganger op het gebied van de toponymie.
| |
Tijdschrift voor Levende Talen XIII, afl. 4.
J. van Mulders maakt Enige opmerkingen over de plaats van Niet. Met veel aanhalingen toont hij aan dat niet herhaaldelijk vóór het substantief, in tegenstelling met de regel in Zuidnederlandse spraakkunsten voor Walen.
| |
Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde LXV1 afl. 2.
Deze aflevering opent met een In memoriam J. Heinsius. - J.J. Mak bespreekt De legende van de maagd zonder handen. - J.A.N. Knuttel (Hersteld auteurschap) herstelt het bestreden auteurschap van enkele refereinen van De Roovere en van Anna Bijns. - H.J. Endepols publiceert het eerste gedeelte van een uitvoerige studie over Algemeen Beschaafd en Maastrichts. - B.H. Slicher van Bath besluit zijn uitvoerig gedokumenteerde lijst van Nederlandsche woorden in Latijnsche oorkonden en registers tot 1250. - A.P. de Bont betoogt in een artikel Van Sem, Jesse en David, dat drie namen van kledingstukken een bijbelse oorsprong hebben en dat ons woord jas, waarmee etymologen geen raad weten, op Jesse teruggaat. - J.A.N. Knuttel verklaart Spel van Sinne als: spel met een strekking, een betogend spel. - G.I. Leeftinck beoordeelt uitvoerig de uitgave van Dat boec der minnen, een Leids proefschrift van J.M. Willeumier-Schalij.
| |
Levende Talen. Okt.
Marie J. Francken schrijft over Hieronymus van Alphen in het Maleis. - G.W. Wolthuis geeft Oud nieuws betreffende Marieken. - C. Starrenburg (Frankrijk en de Nederlandse letterkunde) klaagt dat onze letterkunde in Frankrijk zo weinig bekend is en geeft een proeve van vertaling. - H. Bruch levert een bijdrage tot de karakteristiek van Esmoreit. - Onder de Boekbeoordelingen vermelden wij een bespreking van A. Weynen's De kunst van het vertalen door E(llerbroek), van L.C. Michel's oratie en de rede van E.L. Kerkhoff over Het begrip stijl door C.F.P. Stutterheim; van J.A. Daman's Het Algemeen Beschaafd in Vlaanderen door Cath. Ypes.
| |
Museum. Juni-Juli.
Deze verlate aflevering bevat o.a. beoordelingen van Kramer's Nederlands Woordenboek (bewerkt door C.B. van Haeringen) door F. de Tollenaere; Jac. van Ginneken's De studie der Nederlandse streektalen door K. Heeroma; A. Weijnen's Studies over het Achthuizers dialect door K. Heeroma; Oost-noordbrabantsche dialectproblemen (van A. Weijnen, J.M. Reinders en Jac. van Ginneken) door K. Heeroma; W. de vries: Groninger plaatsnamen door K. ter Laan; J.A. Daman: Het Algemeen Beschaafd in Vlaanderen door C.G.N. de Vooys; W. Pée en E. Blanquaert: Dialectatlas van West-Vlaanderen en Fransch-Vlaanderen door A. Weijnen.
C.d.V.
|
|