De Vlaamsche Gids. Juli.
De redakteur Jan Schepens (Het generatie-probleem in onze letterkunde) stelde de vraag ‘Wat de twintigjarigen er over denken’? en liet dus een aantal jongere dichters aan het woord over hun toekomstverwachtingen. Daarop volgen dan de antwoorden van Remi Boekaert, Emile Parez, Nic. van Beeck, Jan Walravens, Remi C. van de Kerckhove, Firmin van der Poorten en Marc Moonen. Over het algemeen klinkt daaruit een toon van onbevredigdheid. - K. Jonckheere geeft in een Kroniek van het Proza (Noch mossel, noch visch) enige beknopte boekbesprekingen.
Augustus. Karel Jonckheere schetst in een artikel De laat gekipten de ontwikkeling van de Vlaamse letterkunde sinds Van Nu en Straks, waarbij hij vooral aandacht schenkt aan de jongste generatie. - Hubert Lampo (De mens, booschap van de romancier) komt terug op een debat tussen Raymond Herreman en Toussaint van Boelaere over het ethische en het aethetische element in de romankunst. Zijn konklusie luidt: ‘De zin van de romankunst is de mens’. - Het onderzoek naar de Vlaamse literatuur en de jongeren wordt voortgezet door de publicatie van een zestal antwoorden van jongere dichters, nl. F. Andriessens, Frans De Bruyn, Rik Lanckrock, Henri Schoofs, Achiel Van den Bunder en Paul Van Keymeulen. - Reimond Herreman (Met de jongeren) beklaagt zich over de heftige en scherpe toon van de letterkundige kritiek. - Maurice Roelants prijst de Stomme Getuigen, van Simon Vestdijk. - Karel Jonckheere verwelkomt de debutant Joris Blondiau, die met zijn roman Na iedere dag komt de avond goede verwachtingen wekt.
Ad interim. Mei. J.C. Bloem zestig jaar wordt gevierd door Jan Spierdijk, die hem schertsend voorschriften laat geven aan zijn biograaf. - Joannes Versnaeren schrijft een In Memoriam V.F. Toussaint van Boelaere, met een beknopt overzicht van zijn werk: Gesprek en Tractoria, Landelijk minnespel, Mallorca en de Nymfen, Barcelonees Avontuur en De Zilveren Vruchtenschaal.