angels en klemmen, die op dit terrein liggen. En de redacteuren van het grote Woordenboek mogen met recht zeggen, verzuchten: Er zijn toch zeker ook grenzen voor onze arbeid, voor onze werkkracht, maar .... ik herhaal, dat ik synoniemenbehandeling door deskundigen, door fijnzinnige taalgeleerden een zeer nuttig werk vind.
Men vindt in het WNT geen behandeling van blij, vrolijk, opgewekt, verheugd, opgeruimd. Ik hoopte die te vinden, omdat ik onder blij een aanhaling vond uit Roemer Visscher's Brabbelingh, waarin blij naast en tegenover vrolijk wordt gebezigd, en met de verklaring die het WNT hier van blij geeft ben ik het helemaal niet eens.
WNT s.v. blijde: 1. vroolijk, opgewekt, zelfs eenigszins uitgelaten. - Soo veel ghenoegh meer is als veel;.... Soe veel vrolijck min is als bly; Soo veel scheelt beleeftheyt en courtosy. (Brabb. 96).
Om de verhouding tussen beleeftheyt en courtosy te verduidelijken laat Roemer twee vergelijkingen voorafgaan die overeenkomstige verhoudingen te zien geven als die waar het hem om te doen is: beleeftheyt - courtosy. Ik begin met deze laatste. Wij weten hoe R. over de Brabantse courtosy denkt: een teveel aan uiterlijke plichtplegingen, een tekort aan innerlijke waarachtigheid. Deze laatste kenmerkt juist de beleeftheyt. In onze kluchten uit het begin der zeventiende eeuw is de Brabantse inkomeling met zijn weidse zwier van woord en gebaar en kleding een geliefde figuur. Ik behoef alleen maar te herinneren aan Bredero's Spaanse Brabander. Daartegenover staat dan de nuchtere rondborstige Hollander, afkerig van aanstellerij en dikdoenerij. De ronde Roemer heeft zijn afkeer van Brabantse pracht en praal in levenswijs en omgangsvormen, in mode en manieren nooit onder stoelen en banken gestoken.
Zo is dan beleeftheyt het meerdere door haar echtheid en soberheid, courtosy het mindere door haar schijn en uitbundigheid. En om deze verhouding in duidelijk licht te stellen, plaatst hij in dezelfde relatie eerst genoeg tegenover veel. Genoeg tekent hier de innerlijke tevredenheid; die veel zegt, wenst allicht meer, kan meer begeren. Genoeg is de grens, de maat van het redelijke, het wenselijke; veel overschrijdt die, weniger wäre mehr.
Genoeg is meer dan veel is een spreekwoord. Men leest het herhaaldelijk in zeventiende-eeuwse taal. Harrebomée geeft enige varianten: genoeg is meer dan overvloet, genoeg is meer, ook: (het) genoegen, de genoegt ist al1).
Ik kom nu tot de regel: Soo veel vrolijck min is als bly, waarin het parallelisme met de voorafgaande versregel uit rijmdwang en/of zucht naar variatie is verbroken. Men kan ook zeggen: zoveel blij meer is als vrolijk. Het is nu wel duidelijk, dat blij hier niet kan betekenen: enigszins uitgelaten. Ook hier vormt niet een quantiteitsverschil het meerdere, maar een qualiteitsverschil, of nog iets duidelijker: in alle drie gevallen is het quantitatief mindere door zijn qualiteit, doordat het van groter zedelijke waarde is, het meerdere. Zo althans moet R. het bedoeld hebben. Blijheid is voor hem van hogere waarde dan vrolijkheid. Vrolijkheid is uiterlijk waarneembaar met het oor en het oog, blijheid ligt vooral in de stilte des harten, zij is een meer constante gemoedsgesteldheid dan vrolijkheid en van edeler gehalte. Wij kennen in tegenwoordig taalgebruik een ongeveer gelijke verhouding tussen blijheid en vrolijkheid, als R. hier tekent. Daarmee is niet gezegd, dat het gebruik van blij en vrolijk niet