De Nieuwe Taalgids. Jaargang 40
(1947)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdDe Nieuwe Stem. Afl. 10.Mea Mees-Verwey bespreekt uitvoerig en met sympathie het proefschrift van J. Hulsker over Aart van der Leeuw. Afl. 12. H. van Wieringen levert een bijdrage over Intellect en temperament bij Arthur van Schendel. | |
Roeping. Oct.M. Molenaar trekt een parallel tussen Tamalone en Benoît-Joseph Labre, de eerste als romanfiguur bij Van Schendel, de tweede als ‘heilige pelgrim’ beschreven door Emile Erens. - Anton van Duinkerken vervolgt zijn studie over Nicolaus van Milst. - Adriaan de Roover betwist dat Het levende Vlaanderen te vinden zou zijn in het Nieuw Vlaamsch Tijdschrift, dat ‘de jongere generaties niet op zijn hand heeft’. In het biezonder betreurt hij de Vlaamse onenigheid door verkeerde ‘zuivering’ en verdachtmaking en valt in het biezonder Toussaint van Boelaere aan. ‘De jongste generatie komt vrij en manmoedig in haar eigen tijdschriften naar voor’. - In de Kroniek geeft J.J.M. van der Ven een scherpe afwijzende beoordeling van Aafje's Roomsche reyse, dat z.i. zowel door vorm te kort schiet als door inhoud ‘onverantwoordelijk’ is. Nov. Aanton van Duinkerken vervolgt zijn studie over Nicolaus van Milst. - Jan Leyten houdt een causerie over de opvattingen van dichtkunst bij de jongere dichters, onder het opschrift Het nutteloze nut, d.w.z. de schoonheid. Dec. Ed. Hoffman herdenkt de romanschrijver Herman de Man, met wie hij persoonlijk bevriend was. - Anton van Duinkerken besluit de bovengenoemde studie. | |
[pagina 45]
| |
Critisch Bulletin. Nov. De herdruk van Carry van Bruggen's Prometheus gaf S. Dresden aanleiding tot een opstel Individualisme en literatuur. - Raymond Brulez beoordeelt De man voor het venster van Maurice Gilliams. - A. Kornelis (Over Friese Litteratuur) merkt op dat de Friese letterkunde tot grote bloei gekomen is, en bij het Friese publiek meer belangstelling en meeleven wekt dan met letterkunde van talrijker bevolking in andere streken het geval is. - O. Noordenbos bespreekt het proefschrift van G. Dijkstra, dat bijdragen levert tot het leven en werken van Dr. Eeltsje Halbertsma. Dec. Deze aflevering opent met twee bijdragen over Afrikaanse letterkunde, nl. Hedendaagse literatuur in Zuid Afrika, door Simon Vinkenoog, en Een nieuwe Zuid-Afrikaanse dichter: D.J. Opperman door M. van der Bom-Luitingh. - W.L.M.E. van Leeuwen levert een bijdrage: Menno ter Braak tot zichzelf. - Anthonie Donker bespreekt Existentialisme en literatuurbeschouwing door S. Dresden. | |
Nieuw Vlaamsch Tijdschrift. Mei.Julien Kuypers geeft Kantteekeningen bij het jongste spellingbesluit en brengt hulde aan de commissie die de noodzakelijke spellingeenheid door een compromis tot stand gebracht heeft. - D.A.M. Binnendijk uit zijn bewondering voor de jongste gedichten van A. Roland Holst (Een winterdageraad) en Bertus Aafjes (In het Atrium der Vestalinnen). Juni. Max Lamberty eert Jan Frans Willems, die ‘tot onze geschiedenis behoort, niet zoozeer die van de Vlaamsche letteren, wel die van ons volk’. - R.F. Lissens geeft een uitvoerige kritische beschouwing over Recente Van de Woestijne-literatuur. - In de rubriek Het Vlaamsche Proza beoordeelt F.v. Toussaint van Boelaere de romans Het hart en de klok van Piet van Aken en Hélène Defraeye van Hubert Lampo. Juli. Een opstel van Willem Pée over Spellingvereenvoudiging bevat een grondige uiteenzetting van het probleem voor Zuidnederlandse lezers en een warm pleidooi voor vereenvoudiging. Daarna wijst hij op soortgelijk streven in Frankrijk, Engeland en Amerika, met steun van invloedrijke geleerden en staatslieden. Aug.-Sept. P. Geyl publiceert een voordracht over De historische achtergrond van de Nederlandse schilderkunst. - Achilles Mussche geeft een beknopte beschouwing over De kenteringssonnetten van Herman Gorter. Oct. Dit nummer is voor een groot deel gewijd aan de 75-jarige Stijn Streuvels, die zelf een fragment uit zijn biografie bijdraagt. Herman Teirlinck huldigt hem als ‘taalvestiger’. Toussaint van Boelaere wijst op Streuvels beteekenis. Anton van Duinkerken's bijdrage is getiteld: Streuvels in export; die van Joris Vriamont: Stijn Streuvels de onverstoorbare; van Karel Jonckheere: Streuvels de heiden. Hubert Lampo en Piet van Aken bespreken de betrekking tussen Streuvels en de jongere Romanciers. | |
Dietsche Warande en Belfort. Sept.-Okt.Dit dubbelnummer is geheel gewijd aan de vijf-en-zeventig-jarige Stijn Streuvels. Zelf geeft hij vooraf enige Herinneringen uit Avelghem: de opkomst van zijn schrijversroem. - Anton van Duinkerken gaat in zijn werk de verhouding van Stijn Streuvels en de natuur na. Zijn liefde tot de natuur ‘houdt een ontzag besloten jegens de verwoestende natuur’. ‘Zij is te groot voor een idylle, deze geweldige minnares’. - Antoon Coolen eert Streuvels als Vlaanderens | |
[pagina 46]
| |
grootste prozaschrijver. - Breed opgezet is een artikel van de Frans-Vlaamse professor P. Berteloot: Les forces cosmiques, le temps et la vie intériure dans l'oeuvre de Stijn Streuvels. - Ernest van der Hallen geeft Herinneringen aan Streuvels. - André Demedts noemt zijn bijdrage Ontdekking van Stijn Streuvels, omdat de grote verdiensten van deze schrijver in de latere tijd door menigeen miskend of bij velen niet voldoende bekend zijn. Nov. J. van den Broeck publiceert het eerste gedeelte van een uitvoerig artikel: Jan Frans Willems herdacht. In een Kroniek van de Middelnederlandsche letterkunde bespreekt J. van Mierlo het beknopte overzicht van La littérature flamande du Moyen-Age, door Fr. Closset. Hoewel hij zich over de verschijning verheugt, betreurt hij het dat dit werkje door tal van fouten en tekortkomingen ontsierd wordt. - Abel Coetzee vervolgt zijn Kroniek van die Afrikaanse letterkunde met de beoordeling van bundels Uit ons jongste poësie, namelijk de Versamelde Gedigte van C.M. van den Heever, Land van ons Vadere door S.D. du Plessis, en van de allerjongste: Die arbeider en ander gedigte door S.J. Pretorius, In die woestijn door J.J. Oosthuizen. - Albert Westerlinck neemt Felix Timmermans in bescherming tegen een heftige en onbillijke aanval van Toussaint van Boelaere. Dec. J. van den Broeck besluit zijn artikel Jan Frans Willems herdacht. In de Kroniek van de Poëzie beoordeelt Albert Westerlinck de Poëzie van Marcel Coole, nl. Eurudikè. - De Kroniek van het Proza, door André Demedts, is gewijd aan de laatste nagelaten en onvoltooid gebleven romans van Lode Zielens: Alles wordt betaald en Menschen als wij. - Karel Meeuwesse schrijft over P.N. van Eyck als vertaler. - J.L. Pauwels beoordeelt J.A. Daman's boek over Het Algemeen Beschaafd in Vlaanderen. | |
De Vlaamsche Gids. Sept.Maurice Gilliams geeft Notities over Hendrik Conscience, geschreven in 1923, om hem beter te doen waarderen. - Bij de herdenking van Julius Sabbe (geb. 1846) geeft J. Hoste uiting aan zijn waardering voor deze overtuigde Vlaming, die ‘zijn leven aan Brugge verpand had’. - Jan Schepens huldigt de 75-jarige Stijn Streuvels. - Herman Liebaers wijst op de betekenis van William Morris in Vlaanderen. - Een artikel van M. Rutten handelt over Paul van Ostayen of beveiliging van het essentiële. - Jan Schepens beoordeelt Gaston Burssens als prozaïst. Okt. Robert Foncke geeft een uiteenzetting van De huidige Folklorestudie in Vlaanderen, die na 1919 ‘de haar al te lang onthouden erkenning’ verwierf, en door officiële commissies gesteund werd. - Fritz Francken schrijft persoonlijke herinneringen aan zijn Vriend Willem Elsschot. - K. Jonckheere beoordeelt De Vlaamsche Poëzie sinds 1918 door André Demedts. Nov.-Dec. Robert Foncke besluit het bovengenoemde artikel. - M. de Vroede deelt een en ander mee over Mevrouw van Ackeren Doolaeghe, als strijdster voor het Vlaams, op grond van haar briefwisseling. | |
Tijdschrift voor Ned. taal- en letterkunde LXIV, afl. 3-4.J.A.N. Knuttel tracht de oorspronkelijke vorm van het gedicht Van den Levene ons Heren te benaderen, door een grote reeks plaatsen als interpolaties te verwerpen. - J.J. Mak betoogt dat de Mondeling overgeleverde Kerstliederen steeds overschat zijn en bij nader onderzoek vrijwel waardeloos | |
[pagina 47]
| |
blijken. - A.L. de Vreese onderzocht Het ‘Salve Regina’ van Jan van Hulst en geeft daarvan een nieuwe, welverzorgde uitgave. - K. Heeroma behandelt De ou-diftongering in het Nederlands. - C.G.N. de Vooys besluit zijn opsomming en bespreking van De ‘Hollandse’ woorden bij Kiliaen. - J.H. van Lessen schrijft Over de etymologie van puik, dat zij met het Engelse to pick en het Mnl. utepuken = uitzoeken in verband brengt. - E.J. Hastinghuis geeft een verrassende verklaring van Het woord verdieping door een bouwkundige toelichting: inderdaad werd een nieuw vertrek door ‘verdieping’ van een hoge voorbouw ingericht. - K. Heeroma bespreekt Nogmaals lukraak, dat hij verklaart als: ‘bij geluk raak, bij ongeluk mis’. | |
Volkskunde. Jaarg. V, No. 1.Hervé Stalpaert levert een bijdrag Uit de geschiedenis der Vlaamsche Volkskunde, over de werkzaamheden van Ad. Richard Lootens. - Mej. A.R. Hol schrijft over De Hooiberg en zijn verspreiding en bracht de namen op een toegevoegde dialektkaart. Daarna volgen nog enige Kleine Mededeelingen. No. 2. Bij een prent van Bruegel over het Sint Joris feest geeft J. Gessler een rijk gedokumenteerd artikel Over en om de Bruegelsche Zwaarddansers en hun vermeende inspiratiebron: tal van gegevens over zwaarddansers zijn daarin verwerkt. De mening van Blanchard dat de voorstelling bij Bruegel op een Franse bron terug zou gaan, wordt op goede gronden verworpen. - Selma Hirsch vergelijkt de verschillende redakties van Het harteten in het oude volkslied. - Marie Ramondt gaat de alom verbreide Eenhoornsagen na, in verhalen en afbeeldingen, met de bekende religieuze duiding, maar ook als boze macht. Louis Couperus heeft deze sage verwerkt in zijn Fidessa. - Marc. Moonen schrijft over Sporen van klassieken invloed in ons volksgeloof en onze magie. | |
Levende Talen. Okt.G.W. Wolthuis vervolgt zijn uitvoerig artikel over De Sprookjes van Moeder de Gans. - J. Stals publiceert Une tradition française du Wilhelmus. Dec. Taalkundige overpeinzingen achter het bilik heet een bijdrage van Mej. M.J. Francken over taalgebruik in een Javaans gevangenkamp. - F. Jansonius schrijft Over stijlonderwijs. - W. Kramer bespreekt het proefschrift van F.J. Snijman over stijlonderzoek; A. Zijderveld het proefschrift van P. van der Meulen over De Comedies van Coornhert; G.W. Wolthuis de uitgave van Dwonder van claren yse en snee, door R. Pennink en D.Th. Enklaar; M.J. Langeveld het proefschrift van A.J. Staal over De methoden van psychologisch taalonderzoek. | |
Paedagogische Studiën. Nov.M.J. Langeveld bespreekt De leraarsopleiding als nationale eis. | |
Criterium. Okt.In een drietal bijdragen wordt Arthur van Schendel herdacht. De redakteur Adr. Morriën publiceert zijn voordracht Bij den dood van Arthur van Schendel; Adr. van Veen geeft persoonlijke herinneringen: Arthur van Schendels eigen wereld; W.F. Hermans beantwoordt de vraag: Wat betekent Van Schendel voor de jongere generatie? | |
[pagina 48]
| |
Het Woord. Okt.Koos Schuur geeft, polemiserend met een overdrijvende kritiek in de vorige aflevering, zijn beschouwing over De beeld-vorming in de moderne poëzie. - Ferdinand Langen oordeelt gunstig over Dr. Hulsker's proefschrift: Aart van der Leeuw, maar staat scherp afwijzend tegenover de monografie van Pullinckx: Arthur van Schendel. | |
Podium. Sept.Een opstel Huet en de andere Huet, door Anne Wadman bevat een zeer ongunstig oordeel over Colmjon's Conrad Busken Huet, een groot Nederlander, dat ons ‘een oppervlakkige en verbrokkelde Huet schenkt’, en waarvan de stijl veel te wensen laat. | |
Wending. Nov.K. Heeroma bespreekt de dichtbundel Witte Donderdag van een dichteres, onder het pseudoniem Elisabeth Cheixaou optredend. - In een Letterkundige Kroniek beoordeelt P. Minderaa de novellisten en romanschrijvers die in het laatste jaar publiceerden. Onder de novellisten prijst hij Theun de Vries en Blijstra, en onder de jongsten Rijdes en Anton van der Vet. De belangrijkste romans gaven Theun de Vries en Vestdijk, waarnaast als nieuwere een drietal de aandacht trokken: Ferd. Langen, Ab. Visser en Sjoerd Leiker. Wat hij in de Nederlandse romankunst mist: het besef van een bovenmenselijke macht in het aardse gebeuren vond hij in de dagboekaantekeningen Doortocht van Bert Voeten. Dec. M.Th. Uit den Bogaert bespreekt het proefschrift van Dr Hulsker over Aart van der Leeuw. | |
Apollo. Okt.Onder het opschrift Een dichterleven schrijft W.L.M.E. van Leeuwen bewonderend over de dichtkunst van Marsman. | |
Bezinning. Mei.In een opstel Bronnen van Nederlands volksleven stelt W.J.C. Buitendijk Christendom tegenover humanisme. Aug. In aansluiting bij het vorige opstel geeft Buitendijk een beschouwing over hedendaagse letterkunde (Naar een nieuwe romantiek), met de conclusie: ‘er is in de huidige letterkunde veel dat ons moed geeft voor de toekomst’. Nov. Onder het opschrift Volkskarakter en Literatuur geeft Buitendijk, van Calvinistisch standpunt, een diepgaande beoordeling van Anth. Donker's boek Karaktertrekken der Vaderlandsche Letterkunde. | |
Ad Interim. Nov.J.C. Bloem vraagt aandacht voor een jonge schrijfster, Clare Lennart, die reeds vijf romans en twee kleinere prozawerkjes gepubliceerd heeft. | |
Persoon en Gemeenschap. Dec.H.J. de Vos publiceert een lezing over Het Middelbaar Moedertaalonderwijs: Beginselen en Methodes. - J. Vercammen schrijft over Gedichten en kinderen. - M. de Vogelaere levert een bijdrage over De opvattingen van Constantijn Huygens over Moedertaal en Moedertaalonderwijs. - Op blz. 306-312 vindt men een uitvoerige Bibliographie van het Moedertaalonderwijs. - In de rubriek Klassepractijk handelt Th. Vindevogel over Spraakkunstonderwijs.
C.d.V. |
|