De Nieuwe Taalgids. Jaargang 39
(1946)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 158]
| |
De Nieuwe Stem. Afl. 6.H.J. Pos schrijft een artikel over Geschiedenis als geestelijke werkelijkheid, waarvan een deel reeds opgenomen was in de openingsrede van het onlangs gehouden 19de Nederlandse Philologenkongres. Afl. 7-8. H. van Wieringen bespreekt met veel waardering De verzen van Dr F. Schmidt Degener. - Jan Romein publiceert een in Maart gehouden ‘causerie’: Multatuli's tekort. Hij constateerde bij Multatuli een ‘minderwaardigheidsgevoel’, voortkomend uit ‘te kort schieten tegenover eigen ik-ideaal’, ‘een spanning tussen zijn en willen-zijn’. - Anthonie Donker begint een uitvoerig artikel, getiteld De vrijheid van den dichter en de dichterlijke vrijheid, bedoeld als ‘een critiek op de moderne poëzie’. | |
Roeping. Juni-Juli.Anton van Duinkerken vervolgt zijn artikel over de Bredase priester-dichter Nicolaus van Milst. - F. van der Ven beoordeelt vrij ongunstig De cyclus ‘Een Liefde’ van Paul Haimon. - A. van Leeuwen O.F.M. bespreekt de Openbare les van de Nijmeense lector Dr M.M.J. Smits van Waesberghe S.J. Het verschijnsel van de opheffing des geestes bij Jan van Ruusbroec en Hendrik Herp (1945). | |
De Vlaamsche Gids. Juni.Karel Jonckheere publiceert reisindrukken na de ontmoeting met Noordnederlandse letterkundigen te Amsterdam (Holland-België of de literaire draw). - Gerard Walschap schrijft een Brief aan Achilles Mussche, die zich in zijn ‘In Memoriam Lode Zielens’ beklaagd had dat ‘de meeste Vlaamse literatoren achterlijk zijn in het sociale’. Zijn antwoord is een weerlegging van deze opvatting. - Martin J. Premsela geeft een verslag van het Tooneelleven in Nederland sinds de Bevrijding. | |
Nieuw Vlaamsch Tijdschrift. April.Dit nieuwe, breed opgezette tijdschrift opent met een artikel van H. Teirlinck over de intussen overleden stichter August Vermeylen, die voor het tijdschrift nog een bijdrage De taak geleverd had. - F. Toussaint van Boelaere beoordeelt Het Vlaamsche Proza, nl. Abel Gholaert van L. Paul Boon, en Anna Golchin van Paul Rogghé. Juli. Max Lamberty wijst op de betekenis van Jan Frans Willems. - R.F. Lissens geeft een uitvoerige kritische beschouwing over de Recente Van de Woestijne-literatuur. - F.V. Toussaint van Boelaere beoordeelt in de rubriek Het Vlaamsche Proza de romans Het Hart en de Klok van Piet van Aken, en Hélène Defraye van H. Lampo. | |
Volkskunde N.R., III. No. 3Ga naar voetnoot1).Jan Gessler publiceert Twee onbekende Vlaamsche varianten van den ‘Hemelbrief’, met uitvoerige toelichting en | |
[pagina 159]
| |
bibliografie. - S.J. van der Molen geeft een verslag van Sagen uit Saksisch Nederland (I Groninger overleveringen uit Friesche bronnen). No. 4. J.R.W. Sinninghe verzamelde Nederlandsche bezweringsformules uit de negentiende en twintigste eeuw. - Germ. A. Schmidt herinnert aan Het eerste Vlaamsch Volkskundig Tijdschrift 1842-43, namelijk Wodana, gesticht door Johann Wilhelm Wolf. Jaarg. IV No. 1. Tj.W.R. de Haan vermeldt de verschillende redakties van het volkslied Jurriaan's Wereldreis. - J.R.W. beschrijft De Nederlandsche Lezingen van het Sprookje van den Jeneverbessenstruik. - K.C. Peeters vertelt van een andere episode uit de geschiedenis der Vlaamse volkskunde, nl. Het ontstaan van Ons Volksleven. No. 2. M. de Meyer schrijft over De Woorden Folklore en Volkskunde en hun Geschiedenis, Tj.W.R. de Haan over een liedeken: De Dood van Bazel. - Marc. Moonen geeft Brusselsche Poppenspelindrukken. - P.J. Meertens wijst Bij de Zeventigste Verjaardag van Dr C. Catharina van de Graft op haar verdiensten voor de Nederlandse volkskunde, en stelde een lijst samen van haar geschriften. No. 3. De Weergave der Vogelgeluiden in Nederland heet een artikel van J.R.W. Sinninghe, waarin hij woorden en rijmregels opsomt, die men in het vogelgeluid meent te horen. - Tj.W.R. de Haan schrijft over Een Duitse Draaideun. No. 4. Paul G. Brewster vraagt aandacht voor zijn voorbereiding van een vergelijke studie over een kinderspel, nl. Hoeveel Hoornen heeft de Bok? dat over de gehele wereld verspreid blijkt te zijn. - A. de Keersmaeker en M. de Meyer hebben Enkele Volksnamen van Planten opgetekend in het land tussen Durme en Schelde. Al de bovenstaande afleveringen zijn ook van belang voor de uitvoerige aankondiging van al wat op volkskundig gebied sedert de laatste jaren verschenen is. | |
Dietsche Warande en Belfort. April.Pierre H. Dubois begint een artikel: Het tragisch conflict. De evolutie der jongere literatuur in Nederland. Hij betoogt dat er omstreeks 1938 een verandering intrad. Jongeren verenigden zich met ouderen in de organen Werk en vooral Criterium, waaraan een ‘romantisch-realisme’ ten grondslag lag. - Abel Coetzee geeft een Kroniek der Zuid-Afrikaanse letteren, een uitvoerige, beredeneerde bibliografie van ‘Die Afrikaanse essay, kritiek en literatuurgeskiedenis’, sedert 1940. - Aan het slot worden twee tijdschriften van Vlaamse Jongeren aangekondigd: Nieuw Gewas en Golfslag. Mei-Juni. Albert Westerlinck publiceert een ‘fragment’, getitel Poëzie en menschelijke eeuwigheid. - Pierre H. Dubois voltooit het bovengenoemde artikel. - Karel Meeuwesse bespreekt in een Kroniek uit Nederland de poëzie van Bertus Aafjes en van Koos Schuur, ‘een van de meest belovende dichters’. Hij stelt ze tegenover elkaar als optimist en pessimist. Bij het tijdschrift Het Woord komt een artikel van Redeker ter sprake over Poëtisch Perspectief van deze tijd. Ten slotte wordt de zeventigjarige dichter Jan Prins geprezen. - J. Pauwels beoordeelt een uitvoerige Nederlandsche Spraakkunst, door H. Geens, die hij voor het onderwijs minder geschikt acht. Juli. Marius Valkhoff geeft een beschouwing over De Germanica Romana als cultuureenheid. Hij betoogt dat ten tijde van de Romeinse overheersing, | |
[pagina 160]
| |
tot het einde van de vierde eeuw, reeds de grondslag gelegd is voor de latere eenheid van de Dietse landen. - J.L. Pauwels geeft in een Taalkundige Kroniek een helder overzicht van wat in de laatste jaren geschied is ten opzichte van De spelling van het Nederlands. Aug. Albert Westerlinck geeft in de Kroniek der Poëzie een waarderende beschouwing over Karel Jonckheere als dichter, die, naar hij verwacht, nog zal rijpen. - In de Kroniek van het Proza ontleedt Em. Janssen S.J. de drie romans van de veelbelovende Kamiel van Baelen (1915-1943), die te Dachau omgekomen is. Vooral in de laatste, Gebroken Melodie (1943) zag de beoordelaar een toekomstbelofte. | |
Tijdschrift voor Levende Talen XII, afl. 3.Armand Boileau bespreekt Le Problème du Bilinguisme et la Théorie des Substrats. Onder tweetaligheid rekent hij ook de beheersing van de algemene taal en het dialekt. Zijn voorbeelden zijn voornamelijk ontleend aan Zuidnederlandse toestanden in Vlaanderen en Wallonië. - In de rubriek Nederlandse Letteren wijdt Fr. Closset aandacht aan geschriften van J. Huizinga, J. Bloem, J. Greshoff, J. Slauerhoff en Theun de Vries. | |
Criterium. Juni.H.A. Gomberts voert een warm pleidooi in een voordracht Menno ter Braak en het misverstand, waarbij hij deze auteur in bescherming neemt tegen degenen die hem beschuldigen van negativisme, arrogantie en intellectualisme. Daartegenover prijst hij zijn ‘genadeloze eerlijkheid’. | |
De Vrije Bladen. Maart.Deze aflevering bevat een breed opgezet artikel van J.C. Brandt Corstius: Duel om het Dichterschap. Herman Gorter en de School van Albert Verwey. | |
Ad interim. Juni.Deze aflevering is geheel gevuld door een studie van Barend de Goede over Willem Paap, gekarakteriseerd als ‘het paard van Troie’. De voornaamste bedoeling is, de betrekkingen van Paap tot De Nieuwe Gids op te helderen. Als Bijlage vindt men er een artikel dat Paap in 1892 schreef over Multatuli. Juli-Aug. C.J. Kelk vraagt in een korte bijdrage, De voor-historische Perk, aandacht voor de jeugdverzen van deze dichter. | |
Apollo. Mei.Een geïllustreerde bijdrage van J.H. Scholte handelt over Rembrandt en Vondel in artistieke harmonie. De schrijver trekt een parallel tussen Rembrandt's Eendracht van het Land (1642) en Vondel's Leeuwendalers (1648). ‘Beide kunstwerken zijn één in ontevredenheid over geharrewar en gekissebis in den lande, in de wens naar eendracht en centraal gezag, in het vurig verlangen naar de vrede’. | |
De Gulden Passer XXIII. (1945).Gilbert Degroote publiceert een artikel over de Vlaamse dichter Pieter Joost de Borchgrave (1758-1819). | |
Neophilologus. Juli.Maartje Draak maakte een vergelijkende studie van fabels en vertellingen met het motief Is ondank 's werelds loon? waarbij ook Nederlandse versies ter sprake komen, o.a. in Reinaert 11 en bij Willem van Hildegaersberch. C.d.V. |
|