De Nieuwe Taalgids. Jaargang 39
(1946)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 145]
| |
Engelse invloed op het Nederlands.In 1914 schreef ik voor De Nieuwe Taalgids een artikel over dit onderwerp, aanknopend aan de onkritische woordenlijst, door W. de Hoog in zijn Studiën over de Nederlandsche en Engelsche Taal en Letterkunde (Dordrecht - 1909) gepubliceerd. Tien jaar later, bij de herdruk in mijn Verzamelde Taalkundige Opstellen II (Groningen - 1925) vulde ik het materiaal aan met later opgetekende woordenGa naar voetnoot1). Sindsdien zijn er weer twintig jaren verlopen, een periode van toenemende invloed, vooral in de oorlogstijd, door gemeenschappelijke belangen en nauwe aanraking. Dat bracht mij er toe, in de laatste weken geregeld alle Engelse woorden aan te tekenen, die ik in Nederlandse boeken, tijdschriften, weekbladen en dagbladen aantrof. Leerzaam is vooral de vergelijking met de tot 1925 verzamelde gegevens. Mogelijk zijn er onder de onlangs opgetekende woorden enkele die vóór 1925 aan mijn aandacht ontsnapt waren of die vroeger uiterst zelden gebruikt werden, maar de meeste zullen stellig van jongere datum zijn. Interessant is ook een dergelijke verzameling, om in een volgende periode na te gaan, wat zich duurzaam gehandhaafd heeft, en wat als modewoorden vervluchtigd is, of door veranderde tijdsomstandigheden spoorloos verdwenen, dan wel door een Nederlands aequivalent of nieuwe vorming verdrongen zal zijn. Evenals vroeger zijn de Engelse woorden te groeperen naar de taalkring waarin ze binnendrongen. Talrijk treft men ze aan in de kringen van handel en ekonomie. leder dagbladlezer raakt vertrouwd met termen als clearing, dumping, planning, research, efficiency. Minder gewoon klinkt nog een woord als pool, zodat de gebruiker sprak van een ‘zogenaamde dollarpool’. Vgl. pooling in de zin: ‘Een hongersnood is enkel door de “pooling” van de voorraden der vier zônes te voorkomen’. Ook ‘poolen’ tussen aanhalingstekens, trof ik vele jaren geleden al aan. Wil men te kennen geven dat opzettelijk een Engels technisch woord gebezigd wordt, dan plaatst men het tussen aanhalingstekens, b.v. ‘De “booms” en de “slumps” (d.w.z. de plotselinge prijsstijging en -daling) van een stuurloze volkshuishouding.’ Evenzo: vriendjes van de ‘big-business’, of de moderne opvatting van ‘salesmanship’Ga naar voetnoot2). Om vertrouwdheid met aardig gevonden Engelse woorden te doen blijken, gaat men spreken van ‘have's’ en ‘havenots’ voor bezitters en bezitlozen, of van de ‘happy few’Ga naar voetnoot3); de brede schare der ‘coming men’; lastige ‘old-timers’; overmoedigheid, aan new-comers eigen; gemis aan ‘civil spirit’. In het bedrijfsleven en de techniek verschijnen telkens nieuwe termen. | |
[pagina 146]
| |
De journalist spreekt van een head-line, de boekhandelaar van de bestseller (het boek dat het meest opgang maakt), een boek gedrukt in offset; de reklamemaker van een folder (vouwblad). Algemeen bekend geworden is stencil. Naast first-class is opgekomen All-round, b.v. een all-round koopman, of in een advertentie: gevraagd, ‘All-round Draaiers’Ga naar voetnoot1). In het film-bedrijf kent men de close-up. De industrie kent finishing-bedrijvenGa naar voetnoot2); de inzet van materiaal en van man-power. De tractor heeft nog geen Nederlandse vervanger gekregen. De klant is gesteld op goede service. Reeds in 1918 verzamelde K. Blokhuis Anglicismen in het gasbedrijf (N.T. XII). Biezondere aandacht vraagt de terminologie van de luchtvaart, die juist in de laatste jaren een zo grote uitbreiding gekregen heeft. Van 1930 dagtekenen al de klachten over ‘Taalbederf bij het vliegwezen’Ga naar voetnoot3). Engelse woorden wedijverden daar met germanismen. Uit het bedoelde artikel halen wij de volgende zinnen aan: ‘Soms heeft men verschrikkelijk veel last van “remous” en “bumps” en loopt het verkeerd, dan volgt een vette “crash”, sla je met je hoofd tegen het “dashbord” en heb je aan je meegenomen “ersatzdeelen” niets. Als de wind niet “afflauwt”, is ook je “top steed” aan den lagen kant. En ben je “underpowerd” of vlieg je sterk “gedrosseld”, dan kom je er heelemaal niet. In de tegenwoordige sportvliegerij is het “kleinvliegtuig” een populair bezit van den “privateowner”, maar ze zijn soms verre van “fool proof”, deze vliegbabies. De “stuntvlieger” is werkelijk een heele knaap. Hij draait “loopings” en “vrilles” en “tonneaux” en “kurven”, hij “stallt” en “side slipt” en maakt “nose dives”, dat het een lust is.’ Verder wordt nog genoemd: airminded, testvlieger, cockpit, supercharged, slipstream, non-stop, enz. Daarbij zou de stewardess gevoegd kunnen worden, die van haar job spreekt en een stand-by-plaats in het vliegtuig. Een verdienstelijke poging om deze groeptaal te zuiveren van overbodige vreemde bestanddelen is gedaan door de Commissie voor Luchtvaartterminologie, die in 1938 een brochure Luchtvaartwoorden uitgaf, onder redactie van G.H.J.J. Schuurmans StekhovenGa naar voetnoot4). Daarin zijn 250 technische termen, van vreemde oorsprong, opgenomen, met verklaringen en het aanbevolen vervangwoord. Zulke deskundig bewerkte purismen hebben door het gezag van de vele opdrachtgevers grote kans om ingang te vinden. De voorraad is nog niet uitgeput: onlangs las ik in een dagblad iets over de aanleg van zogenaamde ‘airstrips’, dat zijn landingsplaatsen voor luchttaxi's. De schrijver zette tussen haakjes ‘Wie weet een goed Nederlands woord’? terwijl een weergave met landingsstrook voor de hand lag. Op het gebied van de politiek en samenleving noemen wij: een gentleman's agreement, een claim leggen op een gebied, een politiek van ‘full employment’, een ‘sit down’-staking, de verkiezingstrijd voeren op een platform, de Verenigde Staten als een ‘superpower’, shake hands met de veteranen; deze kwestie wordt de test-case van zijn optreden, de ‘braintrust’ van het Instituut; een insider, outsider, outcast (verworpeling), een forecast (toekomstfantasie), een slogan (slagzin), een stunt, de missing link, de ‘highbrows’; daarvoor is meer nodig dan ‘startling news’; een | |
[pagina 147]
| |
zekere good-will (welwillende gezindheid). Dit laatste woord krijgt een gewijzigde betekenis, als wij lezen ‘de goodwill van de naam De Gaulle’, waarmee bedoeld wordt: de gunstige indruk die deze naam maakt. De omgangstaal kent als gewoon: fit zijn, een tip, een hint geven, fair en unfair, een partner, een week-end, een trip (uitstapje), een gezellig home (tehuis). In de laatste jaren is men vertrouwd geraakt met liften. Op het gebied van kunst en letteren vermelden wij: een non-stop muziekprogramma, een thriller (sensatie-roman), een short story (kortverhaal), een happy ending); op het gebied van de mode: een pull-over en de make-upGa naar voetnoot1); bij de woning: flat, old-finish meubels. Dat Engelse sporttermen in ruime kring verspreiding gevonden hebben, behoeft niet opnieuw aangetoond te worden, al zijn er die eerst in de laatste jaren ingang gevonden hebben, als team, teamspirit, sprint, draw of bij het zwemmen: borst-crawl. Dat geldt ook voor Engelse woorden bij het boksen, een liefhebberij die eerst laat in ons land doordrong. In een sportverslag vond ik b.v.: ‘Beide boksers zochten voortdurend de clinch’. ‘Terwijl Vogt over een betere punch beschikt’. Bekender werd de uitdrukking knock-out slaan, die zelfs al figuurlijk gebruikt wordt. Groggy slaan is daarentegen weer zuiver technisch. Een bewijs dat men met sportwoorden vertrouwd geraakt, is het figuurlijk gebruik. Men spreekt b.v. van een gesprekspartner, een supporter (ook bij geestelijke hulp), van trainingscentra en hertraining (ook buiten de sport). Men kan lezen: ‘Thans is de vereniging gestart’; een startschot voor dat werk; ‘deelneming op een basis van fifty-fifty’; ‘in hoeverre zal dit een handicap zijn.’ Invloed van het Amerikaanse Engels tonen woorden als gangster en kidnapping; algemeen zijn weer: globetrotter en sightseeing, waarvan weer sightseeër gevormd is. Aandacht verdienen de termen die betrekking hebben op legerinrichting en oorlogsvoering. Gedurende de oorlogsjaren leerde men die kennen uit berichten en verslagen: voor die tijd zal men b.v. niet geweten hebben wat een shell-shock was. Maar vooral na de bevrijding door nadere kennismaking met Canadese en Engelse troepen, kwam men onophoudelijk in aanraking met Engelse woorden. Neerlandia (Jan.-Febr. 1946) zag daarin een gevaar voor de taalzuiverheid: ‘Er dreigen een aantal Engelsche termen ons leger binnen te sluipen. Hier volgen er eenige: headquarters (hoofdkwartier, kampbureau, bureau); orderly room (bureau); movement order (reisbevel, marsbevel); stores (magazijn); welfare (O & O); belt (koppel); anklet (enkelstuk); messtin (etensblikje); shirt (hemd); shorts (korte broek); Malaya (Malakka); ration (rantsoen); liaison (verbinding); training (oefening, opleiding); permit (verlof, vergunning); sleeping out (nachtvergunning). Laten wij deze woorden uit ons Nederlandsch houdenGa naar voetnoot2)’. Deze bezorgdheid lijkt ons overdreven: de meeste van die woorden, zo ze al inderdaad in gesproken taal gebruikelijk werden, zullen vermoedelijk een kortstondig bestaan hebben, maar zekerheid kan slechts de naaste toekomst geven. | |
[pagina 148]
| |
Engelse termen bij de radio zijn ten dele al door Nederlandse vervangen: men spreekt niet meer van broad-casting, maar van uitzending, en loudspeaker is veelal tot luidspreker geworden. Een ruimvloeiende bron levert het verkeer in overbeschaafde kringen, vooral in de grote steden. Ook uit Indië kwamen reeds lang vóór deze wereldoorlog klachten over misbruik van Engelse mode-woorden, waarbij ijdelheid en aanstellerij in het spel zijn. Dat blijkt uit het volgende uitknipsel uit de Java-Bode: ‘We geven candle-light dinners in de lobby - met twee bands! - gaan naar film-producties met unieke stars en schlagers - uitgebracht door Gamisch - of wel, we begeven ons naar tea-party of een bridge-drive - in dinner jacket met onze ladies, die vanishing cream op de cheeks hebben. Alles in de car met groote acceleratie en carrosserie - niet cash down betaald! - en de boy past 's avonds op de babies. Ons haar wordt gesneden bij coiffeurs en alle winkels waar we toiletten en suits koopen zijn maisons (first class!). In de grillrooms nemen we voor dinner een plat du jour tegen gereduceerd tarief en cocktail na. We zitten in een dancing, hebben een swimming pool, dragen shorts en smokings, koopen loudspeakers - “middels” afbetaling - en de dames shoppen, nemen een appératif of een andere consumptie in een lunchroom en als de bill niet betaald kan worden, zeggen we: tu l'as voulu, George Dandin! We spreken van shocking, sorry, please, poker face, nice complexion, sex appeal, smart, een long drink voor onze standing, en we zijn down en geïndigneerd als er misère komt in de struggle for high life, omdat men zoo gaarne behoort tot de upper ten. Want such is life.... En dat gaat maar zoo voort; we schamen ons gebruik te maken van onze moedertaal, die blijkbaar uit de mode raakt en een ieder maakt er zich bewust of onbewust aan schuldig’. Hiernaast kan men het bekende gedicht leggen, dat Charivarius onder het motto ‘Simplex sigillum veri’ opgenomen heeft in zijn Ruize-Rijmen, en dat wemelt van zulke Engelse mode-woorden en uitdrukkingen. Nog nieuw lijkt mij de uitdrukking: the sweet seventeen voor jonge meisjes.
Dat een Engels woord burgerrecht begint te krijgen of reeds verkregen heeft, blijkt uit de vervoeging, samenstelling en afleiding. Er ontstaan infinitieven op -en: filmen, dimmen, steppen, liften, testen, puzzlen, poolen, stencillen, stunten (kunstvliegen), kidnappen en de bijbehorende vervoegde vormen. Sterk vernederlandst worden ze bij gebruikers die geen Engels kennen. Een technische term coveren (bedekking aanbrengen op autobanden) werd in de mond van de monteurs: kofferen. Een aardig voorbeeld is het werkwoord droppen (uit vliegtuigen laten vallen), dat - naar men mij meedeelde - in Amsterdamse volkstaal in gebruik kwam (vgl. ook wapendroppings). Verbinding met Nederlandse woorden wijst op nadere bekendheid, b.v.: flatbouw, teamgeest (naast teamspirit), researchwerk, trustkapitaal, dumpingsprijzen, would-be-emigranten, swing-beschaving. In versterkte mate geldt dat voor afleidingen: verfilmen, zich gehandicappeerd voelen (R. Herreman), fitheid, geflirt. Naast appeasement vormde een Nederlandse journalist het woord appeaser. Overneming van vreemde woorden is vaak taalverrijkend. Maar naast gewettigd gebruik staat misbruik. Gewettigd is een gebruik, dat het karakter heeft van een citaat, b.v. ‘more brains’, of boven een artikel: | |
[pagina 149]
| |
‘Keep smiling!’ Evenzo in de definitie: Romantiek is de zucht naar het ‘anywhere out of the world’. Misbruik daarentegen acht ik het gebruiken van Engelse woorden of uitdrukkingen, waar het Nederlandse woord sinds langs gebruikelijk is, b.v.: als ‘in a nut-shell’ = in een notedop; ‘zijn theorie was een self-defense’ = zelfverdediging; ‘Nog belangrijker is een goede pedigree’ = afstamming, stamboom; ‘Deze kritiek is nog up to date’ = heden geldig. Ook wanneer de schrijver niet de moeite neemt om naar een goede Nederlandse uitdrukking te zoeken, b.v. ‘Er was geen pushing power te bemerken’; B. Shaw's ‘self-advertising’; Het Engelse volk is in wezen fair minded'; Emigranten en daklozen waren voortdurend on the move; ‘After all was je er aan gewend geraakt’; 't was moeilijk om feeling voor deze ideeën te krijgen; door middel van ‘hearings’ zich op de hoogte stellen; waarom zo down-hearted? In verzorgde stijl zal men zulke overbodige vreemde woorden dienen te vermijden. Wie bij zijn lektuur aan opkomende Engelse woorden en wendingen aandacht schenkt, zal het door mij verzamelde materiaal waarschijnlijk nog kunnen aanvullen. Dat dit voorlopig vastgelegd wordt, lijkt mij van belang voor het geval dat over een kwart-eeuw opnieuws de balans opgemaakt zal worden. C.G.N. de Vooys. |
|