Enkele opmerkelijke benamingen volgen hier:
knods (onderluitenant), eerste kadráaier (ook: kwadraaier, B.) eerste luitenant, schroevendraaier (scheldnaam voor pastoor of dominee), dardanél (gevechtsoppas van den marechaussé-officier), zijn transie of transje (soldaat die met hetzelfde ‘transport’ als hij naar Indië is gekomen), bóbberlap (ziekenverpleger), de stoepen (de vestingartillerie); zweet (haché), heldenmoed (jam), een broodje met Chinese vingers (zalm), kwakboer (inlander, die kwak, d.i. sagoweer verkoopt), de japanie (bordeel met Japanse vrouwen), van onderen gaan (er vandoor gaan), een Haagse verschoning (zich schurken tegen een muur om de jeuk te verdrijven) en zo voort; alles woorden die men alleen bij van Dam vindt, en die tot op heden gewoon zijn. Waar de schrijver een waarde-oordeel als typisch, plastisch, eigenaardig, schilderachtig en zo voort ten beste geeft, ben ik gewoonlijk een andere mening toegedaan. Als woordspeling vermeldt hij bij voorbeeld: Hij heeft last van witte mieren (hij heeft het delirium). Een woordenspel heeft niet plaats gevonden. Het is bekend dat de deliriumpatient door visioenen van wriemelend gedierte als slangen en mieren wordt gekweld; in het Engels blijkt dat uit: to see rats, en ik heb eens een Australiër bij het begin van een drinkgelag horen variëren: I want to see pink elephants! In de jaren van de krijgsgevangenschap was het haast een ziekelijke gewoonte om bij het verrichten van allerhand zwaar werk elkander toe te roepen: witte muizen! of: zet 'm op, witte muizen! Met als verzwaarde variant weldra: witte muizen met rooie oogjes! En wat oorspronkelijk een adhortativus bibendi was (de wat oudere generatie van beroepsmilitairen kent alleen: witte mieren!) die thuis hoorde in de sfeer van den slokjesboer (jeneververkoper in de
kampong), werd daarbuiten later een interessant geachte ‘uitdrukking’, waar van deze verklaring graag gegeven werd: in de oorlog van 1914-18 werden ‘witte muizen’ losgelaten in het veld als men een gasaanval duchtte en zo gingen die woorden ter onderlinge waarschuwing dienen. En zo verder!
Boekelo, Enschede.
H.L. Bezoen.