De Nieuwe Taalgids. Jaargang 39
(1946)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdPotgieter en Multatuli.In zijn werken heeft Potgieter hardnekkig Multatuli doodgezwegen met één uitzondering, die als enkel zijdelingse toespeling de regel bevestigt. Binnen dezelfde maand van het jaar 1861, waarin Multatuli voor een liefdadig doel het boekje gaf met de titel Wijs mij de plaats waar ik gezaaid heb! en met de bekende beschrijving van de banjir, dateerde Potgieter 23 Mei zijn gedicht Aan Twenthe. Hierin komen deze verzen voor het katoentjes leverend gewest: .... Hoe gij bij elke maar uit d'Oost
Van vreeze bleekt, van vreugde bloost!
Op Java's bergen woede 't water,
Langs Java's oever ruisch' de rijst,
En 't verst gejammer, 't verst geschater
Wêerklinkt bij wie ge drenkt en spijst!
Dit wil uitsluitend zeggen, dat de fabrieksbevolking meeleeft met het ongunstig of gunstig lot van de Javanen en hoeft dus geen betrekking te hebben op Multatuli's naar aanleiding van een Javaanse overstroming geschreven stuk. Alleen is het moeilijk niet aan de juist één jaar ouder Max Havelaar te denken bij de daarop volgende regels: Waar d'ijverzucht der poëzie
Soms d'industrie
Verongelijke,
't Belang
Miskennende in haar zang,
Of 't prikkel waar' tot druk en dwang,
U zie zij, en de dwaling wijke!
Neen, gij die deel hebt heinde en veer,
Gij vlijdt u niet bij alles nêer,
Of 't waar of valsch zij, 't goede en 't kwade,
Als gingt ge louter met het: ‘meer!’
Het onverzaadbaar ‘meer!’ te rade!
| |
[pagina 138]
| |
En stellig bedoelt het slot van de lange stroof een antwoord te leveren op Multatuli's aanklachten: Gij houdt op 't slavenkweekend West
Geen zegesmeekend oog gevest!
U deert wie ook op Java sneuvel,
Ten zoen van haat ligt halfverdiend,
Maar 't blijft uw wachtwoord aan Van Hoëvell:
‘Blijf Insulinde's trouwste vriend!’Ga naar voetnoot1)
Voor Potgieter is het hoogste, wat hij kan toegeven, dat de Nederlandse soldaat, die op Java sneuvelt, ‘ten zoen van haat ligt half verdiend’. Dit is een andere klank dan de oproerige toon, waarmee het verhaal van Saïdjah werd besloten. Het heeft bovendien een duidelijk voorbijgaan van Multatuli te betekenen, wanneer het Kamerlid van Hoëvell, de gewezen predikant van Batavia, uitdrukkelijk als leider van de Indische beweging gehuldigd staat. De énige voldoening, die aan Multatuli wordt gegund, is de algemeen doorgedrongen naam Insulinde, voorlopig het meest ingeslagen woord van heel de Max Havelaar. Intussen lijkt het of Potgieter met de beschrijving van de banjir nog wil wedijveren in zijn ruim tien jaar later gedicht Watersnood, waar hij de kunst van Rembrandt zegt te benijden, ‘licht scheppend uit een dwarelstreep’Ga naar voetnoot2). Heeft de bliksemkracht van Multatuli's verbeelding hem hierbij voor de geest gestaan? Eerder valt dit te verwachten bij de indruk, die hij naar aanleiding van een in 1861, het jaar van de flitsende Minnebrieven, verschenen boek neerschrijft: ‘Daar zit het duizend-duivelsche in, waaraan men den kunstenaar kent. 't Is iets onverklaarbaars - het treft bij den eersten blik’Ga naar voetnoot3). Maar dat blijven allemaal onderstellingen. Zeker is het, dat een patriot als Potgieter de hoe langer hoe meer verbitterde hoon van Multatuli tegenover het vaderland niet verdragen kan. Enkele jaren na zijn gedicht voor Twente slaat hij daarom een in vergelijking met Multatuli's dreigementen en zelfs met zijn eigen kritiek opvallend blijmoedige toon vol vertrouwen in de Koning aan: ... Gij, dien het niet volsta in 't Oosten,
De donk're treurende te troosten,
Gij, die gebiên zult: ‘er zij dag!’
Om eeuwig Insulindes palmen
Van lof en dank te doen wêergalmen,
Hem, dien zij harer boeijen schalmen
In liefdesband verkeeren zag!Ga naar voetnoot4)
G.B. |
|