De Nieuwe Taalgids. Jaargang 39
(1946)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 125]
| |
Uit de tijdschriften.
| |
Roeping. Maart-April.M.M.J. Smits van Waesberghe S.J. geeft als voorproeve uit een weldra te verschijnen boek over Katholieke Nederlandsche Mystiek een uiteenzetting van Der minne uur bij Beatrys van Nazareth en bij Hadewijch, met weergave van hun eigen woorden. Mei. Anton van Duinkerken vestigt de aandacht op een vergeten dichter, nl. de pastoor van het begijnhof te Breda Nicolaas van Milst (1645-1706). - Harrie Kapteyns beoordeelt een bundel verzetspoëzie van Joep Nanninck, getiteld Hart in Ballingschap. - W. van der Velden kondigt een weldra te verschijnen werk aan: Rond en om Karel van de Woestijne, waarin Mevr. Van de Woestijne herinneringen geeft aan haar overleden echtgenoot. | |
De Vlaamsche Gids. April.Jan Schepers wijst er op dat ook in Vlaanderen het oorlogsleed en de weerstand zich in de poëzie weerspiegeld heeft. Daarvan brengt juist deze aflevering een lange reeks van staaltjes. - Gaston Burssens herdenkt Victor J. Brunclair, die in een concentratiekamp omgekomen is, en publiceert het laatste daar geschreven gedicht Aan mijn Zoon. - Rick Lanckrock betreurt het verlies van de veelbelovende Kamiel van Baelen en geeft een beknopte karakteristiek van de beide eigenaardige romans De oude Symphonie van ons Hart (1942) en Een Mensch op den Weg (1943). Een laatste boek (De gebroken Melodie) zal eerlang verschijnen. - Een te vroeg gestorvene is ook de jonge dichter Kamiel Top, die reeds naam verwierf door de bundel Het open Venster, en die, volgens E. Parez, zijn hoogtepunt bereikt heeft in Dissonante. Mei. Raymond Brulez schrijft een uitvoerig artikel over Het Natuurgevoel in de litteratuur, met een historische inleiding. De schrijver vestigt vooral de aandacht op Nederlandse dichters en schrijvers, waarbij de Tachtigers, Streuvels, Gezelle en Karel van de Woestijne een ereplaats krijgen. - Julius Pée geeft Herinneringen aan Julius Sabbe. - In de | |
[pagina 126]
| |
Kroniek van het Proza bespreekt Karel Jonckheere de onlangs bekroonde bundel Wolfijzers en Schietgeweren van Richard Minne en de roman Donderkoppen van Julien Kuypers. | |
Tijdschrift voor Levende Talen XII, afl. 2.G. Vannes schrijft over Delecourt en de toenadering tot het Nederduits, waarvoor hij biezonderheden over deze anti-Hollandse pangermanist ontleent aan zijn geschrift La langue flamande, son passé, son avenir (1844). Eigenaardig is de daar voorgestelde spelling, die de eenheid van Vlaams en Nederduits zou bevorderen. - F. de Tollenaere stelt opnieuw de vraag: In hoeverre zijn onze Nederlandsche handwoordenboeken betrouwbaar? Daarbij sluit zich aan een polemisch getint stukje van R. Verdeyen: Woordenboek-kritiek. - At. Borguet geeft een beschouwing over De ‘stok’ van het referein. Hij verklaart de term ‘stok’ als synoniem van regel: beide overgenomen uit het Franse baston en règle, die eenvoudig vers betekenen. Daaraan verbindt hij een beschouwing over de aard van deze ‘stok’ in het lied en in het referein. - Fr. Closset beoordeelt de roman in briefvorm Rolande met de Bles van H. Teirlinck en de roman Donderkoppen van Julien Kuypers. | |
Levende Talen. April.Een artikel van Ph.J. Simons, getiteld Berlijn of New-York? bevat enige polemiek met de tegenstanders van spellingvereenvoudiging o.a. de dichter-journalisr Kelk, en eindigt met de hoop dat de minister ‘de maatregel van zijn voorganger zal completeren d.i. het restant-germanisme, de naamvals-kasuistiek, er uit verwijderen’. - F. Jansonius uit Lexicografische hartewensen, nl. het tot stand komen van een vereenvoudigd, maar tevens volledig handwoordenboek. Juni. Behalve de rede van Dr G. Bolkestein over Het onderwijs in de moderne talen in Nederland na de oorlog, bevat deze aflevering Gedachten in verband met een nieuwe spellingregeling, in de Nederlandse sectie uitgesproken door A.J. de Jong. | |
Tijdschrift voor Ned. Taal- en Letterkunde LXIV, afl. 1-2.Deze aflevering opent met een In memoriam J.W. Muller, de veteraan van de redaktie. Uitvoerig schrijft B.H. Peteri Over Esmoreit, voornamelijk om aan te tonen dat de auteur niet schuldig is aan gebrekkige compositie, maar ook om dit spel, in vergelijking met andere Mnl. geschriften o.a. de Ferguut, in zijn Middeleeuwse sfeer te plaatsen. Bij de karakteristiek ‘abel’ is z.i. aan karaktereigenschappen gedacht. - Een paar kleine tekstverbeteringen in de ‘Esmoreit’ worden voorgesteld door C.G.N. de Vooys. - Interessant zijn de korte Taalkundige opstellen van Dr J.B.F. van Gils, in zijn nalatenschap aangetroffen: ze geven opheldering bij nog onverklaarde of onjuist verklaarde plaatsen. - K. Heeroma geeft beschouwingen Naar aanleiding van Grunjer. - C. Kruyskamp brengt Banjer, banjerheer, Banjaard in verband met het Afrikaanse banja. - C. Kruyskamp komt terug op de eufemistische betekenis van Quoniam. - Ch. Stapelkamp bespreekt de plantnamen Imbeer-dambeer. In de rubriek Boekbeoordeling wijst K. Heeroma op een methodisch belangrijke studie van Heinrich Büld: Volk und Sprache im nördlichen Westfalen (1939). - R. van der Meulen beoordeelt De invloed van het Spaans en het Portugees op de Westeuropese talen, door Jules Delattre. - G.I. Lieftinck bespreekt de uitgave van het Obituaire du monastère door Marc Dykmans S.J. - K. Heeroma beoordeelt het proefschrift van | |
[pagina 127]
| |
J.M. Hoek over De middelnederlandse vertalingen van Boëthius' De consolatione philosophiae. - A. Zyderveld beoordeelt twee bijdragen tot de Coornhert-litteratuur, nl. de studie van H. Bonger, voor een breder publiek bestemd, en het proefschrift van G. Kuiper: Orbis artium en Renaissance. I. Cornelius Valerius en S. Foxius Morzillus als bronnen van Coornhert. | |
Leuvense Bijdragen XXXVI, afl. 1-2.B. van der Berg bestudeerde De invloed van r op voorafgaande vocalen (met kaartjes). - Een dialekt-geografische studie van L. van de Kerckhove, met een kaart toegelicht, geldt De namen van de emmer in de Zuidnederlandse dialecten (emmer, seule, tob, aker, leker, ketel, marmiet). - P.C. Paardekooper zegt Nog iets over van-namen, nl. over de plaats van de hoofdletter. - J. Gessler vraagt: Wat is ‘menen’ te Leuven? - V. Verstegen verklaart ruiven naast ruien. - L. Grootaers geeft een uiteenzetting van de aanvaarde Vereenvoudiging van de Nederlandse spelling, die voortaan ook de officiële eenheid-spelling in dit tijdschrift zal zijn. Afl. 3-4. E. Meeussen heeft Vier isotagmen in kaart gebracht. Daarmee bedoelt hij dialektverschijnselen op syntaktisch gebied, op grond van vragenlijsten samengesteld, o.a. het vergelijkingspartikel na comparatief (dan, als, of, gelijk, wie). - W. Dols komt terug op De long vergeleken bij een waye. - A. Weynen ontwierp een Plan voor een ideologische ordening van de woordenschat, vooral der dialecten, enigszins afwijkend van het schema, door L. Brouwers in Het juiste woord toegepast. Bijblad XXXV, afl. 1-4. Dit uitvoerige bijblad bevat een groot aantal boekbesprekingen en aankondigingen. Daarvan vermelden wij een beoordeling van W.J.C. Buitendijk's proefschrift door E. Rombauts, van Minderaa's proefschrift door R.F. Lissens, van Weynen's Nederlandse dialecten en B. van den Berg's proefschrift door L. Grootaers, die ook een opsomming geeft van een lange reeks uitgaven van ‘De Sikkel’. Ten slotte een uitvoerige Kroniek en inhoudsopgave van tijdschriften sedert 1942. | |
Tijdschrift voor Geschiedenis LVI, afl. 1.H.L. Bezoen geeft een overzicht van Het historisch onderzoek van de landstaal. Hij wijst op onze achterlijkheid in het begin van de negentiende eeuw, op de verdienste van J.W. Muller, maar vooral op de belangrijke dialektgeografische studie van de laatste jaren: Kloeke's publicaties en Heeroma's Hollandse dialektstudies, ‘een zeer knap, een moedig en een zakelijk boek’. | |
Paedagogische Studiën. Juni.In aansluiting bij zijn artikel over het moedertaalonderwijs in Engeland, geeft I. van der Velde nu een beschouwing over Het moedertaalonderwijs op de ‘écoles primaires élémentaires’ in Frankrijk. Zijn konklusie luidt niet gunstig: er is ‘stilstand op het gebied der taaldidactiek in het geestelijk zo beweeglijke Frankrijk’. | |
Neerlandia. Mei-Juni.D.C. Tinbergen bespreekt de bundel In de Nederlandse Taaltuin van A.A. Verdenius. | |
Bulletin du eerele linguistique de Copenhague VII (1946).Eli Fischer-Jørgensen bespreekt met grote ingenomenheid een belangrijk boek van Roman Jakobson: Kindersprache, Aphasie und allgemeine Lautgesetze (1942), waarvan zij de inhoud in hoofdtrekken weergeeft. C.d.V. | |
[pagina 128]
| |
Afrikaanse tijdschriften.In 1944 is in Johannesburg Die Genootskap vir Afrikaanse volkskunde opgericht. Het geeft met steun van de Universiteit van de Witwaterrand (Johannesburg) een kwartaalblad uit, getiteld Tydskrif vir Volkskunde en Volkstaal, waarvan het eerste nummer in Augustus 1944 verschenen is. Redacteur is Dr Abel Coetzee. Het tijdschrift, waarvan wij een zestal nummers inzagen, is ook voor Nederlandse fililogen van belang, omdat er veelvuldig artikelen over de Afrikaanse volkstaal in voorkomen. Aan dialectgeografie en plaatsnaamkunde wordt speciale aandacht besteed. Materiaal wordt o.m. verzameld door het in 1942 gestichte Bureau vir Taal- en Volkskundige Navorsing, Universiteit van die Witwatersrand. Evenals het litteraire kwartaalblad Standpunte is het een aanwinst voor het Afrikaanse culturele leven en verdient het een plaats in onze grote bibliotheken. Behalve genoemde tijdschriften zijn voor de Neerlandicus de volgende lopende Afrikaanse periodieken van betekenis: Ons Eie Boek, Tijdskrif vir Wetenskap en Kuns, Jaarboek van die Afrikaanse Skrijwerskring en Die Huisgenoot.Ga naar voetnoot1) D.B. | |
Tydskrif vir Wetenskap en Kuns XVIII (1940), 1.B.F. van Vreeden, Die delwer en sy beroepstaal. - 2. F.S.L. Bosman, Waardering van Jan F.E. Celliers (1865-1940) en sy werk. - P.J. Nienaber, Suid-Afrikaanse plekname as studievak. XIX (1941), 1. T.H. le Roux, Werkwoorde op - we naas - f in Afrikaans. - G. Dekker, Vondel se Eva. - XX (1942), 3. G. Dekker, Vondel se vrouekarakters, Badeloch. - J.L. du Plooy, Die lagwekkende en humor by G.R. von Wielligh. - D.F. Malherbe, Cyriel Verschaeve, Elijah. - XXI (1943), 1. Tj. Buning, Vondel en die geestelike drama van die Middeleeue. - 3. J. du P. Scholz, Boniface se Afrikaans (1830-1832). - P.J. Nienaber, Suid-Afrikaanse plekname as studievak. - XXIII (1945), 4. G. Dekker, Die vrouekarakters in Vondel se Gebroeders. | |
Tydskrif vir Volkskunde en Volkstaal I (1944-'45), 1.B. Kok schrijft over de typische Afrikaanse uitdrukking: Nee, nog goed, dankie.... - P.J. Nienaber over Pleknaam-navorsing (in Zuid-Afrika). - Abel Coetzee publiceert ‘Die Marmotjie-kaart’, vervaardigd naar gegevens ingesamel deur die Bureau vir Taal- en Volkskundige Navorsing, Universiteit van die Witwatersrand, Vraelys no. 1, 1942, vraag 22. - 2. P.J. Nienaber, Die naam Bloemfontein. - 3. F.R. Lehman, Die naam Hottentot. - 4. P.A. Opperman, Betekenisse van plekname in Noordwes-Kaapland. - R. Britz, Die naam Bloemfontein. - Abel Coetzee, Die geografiese verspreiding van die wisseling A - E in Artappel - Ertappel oor ons taalgebied (met taalkaart). - II (1945-'46), 1. F.R. Lehman, 'n Paar gedagtes oor die naam Boesman. - P. de V. Pienaar, Spraaktaboe en eufemisme in Afrikaans. - J.J. Brazelle, Taalomstandighede in Boesmanland. - 2. P. de V. Pienaar, Spraaktaboe en eufemisme in Afrikaans (slot). - C. Hudson, Afrikaanse voëlname. - P.A. Opperman, Segswyse uit Noordwes-Kaapland. |