Wat nu rotte zakken met rotte kaas te maken heeft is o.i. zonder meer niet duidelijk. Trouwens deze aantekening wil ook geen woordverklaring zijn, al citeert de schr. ook terloops het Woordenboek der Ned. Taal, dat i.c. een vergelijking maakt met de z.g. Franse ziekte.
De intrinsieke betekenis van Rotzak werd mij onlangs pas goed duidelijk bij de lezing van 't proefschrift van Dr. Jacoba H. van Lessen, als studieboek met de titel: Samengestelde woorden in het Nederlandsch, uitgegeven bij J.B. Wolters te Groningen.
Op bladz. 98 daarvan lezen we o.m.:
‘Het M.h.d kent b.v. sac als scheldwoord van mannen en vrouwen, maar het laatste het vaakst, in de betekenis van ‘hoer’. In die zin geeft ook Kiliaan het woord (vgl. ook bij Bredero, Klucht van Symen sonder Soeticheydt, vers 359: ‘Gij deurtrapte sack’).
Reeds in de 15de eeuw werd het in Bazel en in de omstreken ervan in samenstellingen gebruikt: slepsack, trusensack, trüselsack, blutsack.
Verdam geeft geen voorbeelden van dergelijke woorden met sack, maar waarschijnlijk hebben ze ook bij ons in de Middeleeuwen wel bestaan.
Brederode gebruikte reeds bedelsack; bij Schiller en Lübben worden slâpsack en slepsack vermeld: “ein Schimpfwort auf langsame Weiber”; in 't Antw. Idioticon nog krèètsak.’
***
Ook heden ten dage komen nog enkele composita met dit zak voor. Vreetzak is misschien wel 't meest bekend. Vooral komen ze voor in het vocabularium der volkstaal, om sullige, futloze of lafhartige personen uit te schelden: goedzak, lamzak, papzak, sch... enz.
Ook in recente moderne litteratuur treft men dergelijke samenstellingen aan, b.v. In Zonen van den Paardekop van H. De Man (uitg. Nijgh en van Ditmar, 1940) bladz. 252: ‘Maar nu zou je toch meenen... juist zulke vrome poepzakken moesten de nagedachtenis van dat wachtende zieltje in hooge eere houden.’ En in De Vlam in de Pan, van Mr A. Roothaert (1941) ontmoetten we op bladz. 164: ‘Aan het einde van de week rapporteert de capitulant Verdaasdonk, dat die vetzakken toch heel behoorlijk hun dienst doen.’ (vet = dronken).
Ook het hedendaagse Vlaams kent blijkbaar nog samenstellingen met dit zak. In Wannes Verstegge van J.L. Eggermont (uitg. Thymfonds, 's-Gravenhage) leest men op bladz. 107: ‘De Jong was ne luiszak, ne loeder van nen vent, die 'n hekel had aan alle Belzen.’
* * *
Als conclusie hieruit menen we te mogen vaststellen, dat men in ieder geval, bij rotzak, niet moet denken aan ‘een voorwerp van linnen, jute, leder, katoen enz. om er iets in te bergen of te vervoeren’ of aan een vergelijking daarmede, zoals in bovengenoemde aantekening op Erasmus, maar aan de oude betekenis van een ongunstig persoon, 't oude sack. Waarschijnlijk mede herinnerend aan deze ongunstige betekenis, wordt in 't Zuidned. de meerkol of Vlaamse gaai, oòk rotzak genoemd (van Dale's Grootwoordenboek der Ned. Taal), daar deze vogel algemeen als een moordenaar van kleine vogels en berover van nesten bekend staat, al noemt Prof. Bier in zijn boek Die Seele (1938) hem ook ‘de planter van eikenbossen’, die daarom bescherming verdient bij de vogelwet, wat tot heden nog niet 't geval is.
D. van Unnik.