De Nieuwe Taalgids. Jaargang 39
(1946)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 85]
| |
Enkele volksnamen van de wilg (Salix).Onder de talrijke benamingen, die in ons land en aangrenzende gebieden onder 't volk in gebruik zijn voor de verschillende, daar voorkomende, Wilgensoorten (Salix acuminata, S. alba, S. amygdalina, S. aurita, S. caprea, S. cinerea, S. repens, S. viminalis) noemt H. Heukels in zijn Woordenb. der Nederl. Volksnamen van Planten, blz. 221-224, ook Wervelhout (S. amygdalina), Wervelenhout (S. amygdalina en S. caprea) en Werveling (S. aurita). Hij geeft daarbij echter geen nadere plaatsbepaling, zodat we niet kunnen vaststellen, waar hij deze namen gevonden heeft. Uit mijn eigen ervaring kan ik mededelen, dat de term Wervelhout in 't laagveengebied van Utrecht, ten Oosten van de Vecht, gebruikt wordt voor de Salix caprea of Waterwilg. Naast deze beide vormen geeft genoemde schrijver als voorkomende in verschillende streken van ons land nog op: Warf (Graafsch., Achterh., Tw.); Warfholt (Graafsch., Tw., Sal.); Werf (Graafsch., Achterh., Sal.); Werfhout (Tw., Sal.); Wervel (O.-Dr.); Warvelen (Achterh.); Werfwilg; Wervelwaarde; Weurft; Kleine Werf of Wirf; Kruipwerf. Bij L.L. de Bo en E. PaqueGa naar voetnoot1) vinden we voor Vlaanderen vermeld: Werf, Worf, Wurf, Werve, Heiwurf, Kruipweurft, Schietwerve, Schotwerve, Werfheit (= hout), Wervenhout, Weurvenhout, Wervel, Wervelhout. Voorts ontmoeten we bij Kiliaen (blz. 802) Wervenhout, Werfhout = Genus salicis ripariae. H. Heukels kent deze naam bij Kiliaen toe aan de Salix viminalis of Bindwilg, maar op grond van 't adjectief riparia, dat een afleiding is van ripa (oever), lijkt 't mij duidelijk, dat Kiliaen er de Salix caprea (Waterwilg) mee bedoelt. In enkele Nedersaks. gebieden van Duitsland ontmoeten we Werf(t) en Werfel (Altmark) voor S. caprea; Werftweide (Mark) voor S. cinereaGa naar voetnoot2) en Werfer (Bassun) voor S. viminalisGa naar voetnoot3). Voor Duitsland geeft P.A. NemnichGa naar voetnoot4) verder nog Werftstrauch, Werftweide, Sandwerft en Sumpfwerft (resp. voor Salix caprea en Salix repens en aurita). In deze vormen werf en wervel hebben we te doen met de stam van 't verbum werven en van 't frequentatief wervelen. Dit werven betekent draaienGa naar voetnoot5). Hoe deze werkwoordsstam als naam voor de Wilg gebruikt kon worden, is duidelijk, als we in 't oog houden, dat de twijgen van verschillende Wilgensoorten, die zeer buigzaam en taai zijn, veelal om takkebossen gedraaid worden, om die bijeen te houden, nadat ze eerst zelf meestal nog gedraaid zijn om ze wat soepeler te maken. De stam werf (wervel) drukt hier dus 't object van de handeling werven uit, zoals dat bij meer verbale stammen het geval is b.v. poot (= twijg die gepoot wordt), bijt (= gat dat in 't ijs gebeten (= gespleten) is), brok (van breken), spraak, spreuk (van spreken). | |
[pagina 86]
| |
Wat de vorm Wervenhout, Weurvenhout, Wervelenhout betreft, hierin kan de (e)n eenvoudig tussenletter zijn, maar 't kan ook heel goed zo zijn, dat we in werven (wervelen) de volledige infinitiefs-vorm te zien hebben, evenals in vastendag, werkendagGa naar voetnoot1). De term Wînd, die volgens Pritzel-Jessen in 't Middelnederd. en in 't Nederd. (van Oostfr. tot Holst.) voor de Wilg voorkomt, kan de stam zijn van winden (= draaien) en zou dan in dezelfde richting wijzen als werf van wervenGa naar voetnoot2).
Groningen. Chr. Stapelkamp. |
|