Afgelast.
Van tijd tot tijd merk ik wel eens iets van de appreciatieve beschouwingen van mijn leerlingen met betrekking tot hun moedertaal. Meer dan eens is mij bijv. de vraag gesteld of het: een wedstrijd aflasten of een wedstrijd aflassen moet zijn. Geen van alle aanwezigen bleek er zich ooit van bewust, dat de woordenboeken (W.N.T., Van Dale's Groot Wdb. der Ned. Taal5 Den Haag - Leiden, M.J. Koenen en J. Endepols Verkl. Handwb. der Ned. Taal19 Groningen) geen van beide vormen kennen doch alle: afgelasten opgeven.
Daarmee is echter de zaak natuurlijk nog niet afgedaan. Ik heb mij dan ook wel eens afgevraagd of aflassen, waarvoor mijn leerlingen steeds in meerderheid schenen te voelen, toch rechten zou kunnen laten gelden. Immers het gebruik der spraakmakende gemeente is een argument dat in deze zaken toch van bijzondere kracht is, maar.... het is juist dat gebruik, dat tegen aflassen pleit.
Ik meen nl., dat het ww. praktisch alleen in de vorm van het voltooid deelwoord voorkomt. En een niet voorkomend* aflassen mag toch kwalijk opwegen tegen een ‘orthodox’ afgelasten.
Daarom heb ik een onderzoek ingesteld naar het voorkomen der verschillende vormen van bedoeld werkwoord en zocht ik mijn materiaal in sportverslagen en wel speciaal in de volgende bronnen:
a) | Co.-sa.-ma. Clubleven Roosendaal van 26-1-1941 en 16-12-1939; |
b) | Dagblad van Noordbrabant 13 Dec. '43, 17 Jan. '44, 24 Jan. '44, 20 Dec.' 43; |
c) | Maandagochtendblad 22-11-43; |
d) | Hockey Sport jrg. 11, nr. 7, 8, 9, 12-16, 18, 23-24, 27-28, 31, 34. |
Hierin vond ik dan:
afgelast (ook wel afgekort als afgel. of afg.): 195 × (het bleek dus wel dat de mededeling in W.N.T. I 955 ‘Het woord is alleen in de volkstaal in gebruik, inzonderheid bij het leger’ althans voor de tegenwoordige tijd niet geheel houdbaar is).
afgelascht: 2 ×.
laste af: 1 × (nl. in Co.-sa.-ma. 10-12-1939 p. 33).
Met overweldigende meerderheid wint het volt. deelw. het dus van de andere vormen. Wij mogen daarom concluderen, dat het vrijwel de enig voorkomende vorm is en dat aflassen zich dus niet op het ‘gebruik’ mag beroepen. Er is geen aanwijzing om aan te nemen, dat afgelasten met zijn vormen onweerstaanbaar verdrongen is. Zo heel erg fout kan ik echter aflassen niet vinden. Daarvoor staat ook afgelasten er te zwak voor, wat de frequentie betreft. Zoals er vaak in het leven een gradatie: goed, beter, best is, bestaat er ook een dergelijk onderscheid in het negatieve. Het woord aflassen zou ik dan als een kleine fout willen aanrekenen. Wij moeten ook daarom zo mild wezen omdat de toekomstkansen van het woord nog niet zo gering zijn.
Dat het juiste etymologische bewustzijn hier geschokt is, laat zich best verklaren. Men kan immers ook wedstrijden inlassen en dan is de sprong via afgelast naar aflassen niet zo groot. Zo vond ik in Hockey Sport jrg. 11 18 Dec. blz. 6 broederlijk onder elkaar:
‘Afgelast: Heeren 1C: 21/12 Zwart Wit IV - Goes.
Ingelast: Heeren 2B: 21/12 O.N.I. II - Blue Star.’
Speciaal het veelvuldig en bijna exclusief gebruik van het voltooid deelwoord vergemakkelijkt de stap. Men vat dan ge en t als bij de stam behorend op, naar analogie van ingelast - inlassen en komt zo vanzelf tot aflassen.
A. Weijnen.