De Nieuwe Taalgids. Jaargang 38
(1945)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdAanvullingen bij ‘Wat is een boer?’1. Of het woordenboek van Dasypodius in de bewerking van Schorus inderdaad het eerste is geweest waarin het woord boer voorkwam, staat nog te bezien. Ik trof het woord ook al aan in de Silva Synonymorum van Pelegromius, en wel reeds in de eerste druk van 1537. Het is best mogelijk dat er nog oudere plaatsen voor de dag komen! 2. Uit de volgende plaats van Langendijk, uit zijn blijspel Quincampoix, of de Windhandelaars van het jaar 1720, blijkt dat al in 't begin van de 18de eeuw visboer gebruikt werd ter aanduiding van een visventer die geen boer was:
Pieter:
Daar is een schelvisboer van Wyk op Zee gekomen,
Die gistren middag zelf te Londen heeft vernomen,
Dat daar geboden word voor Acties in de Zuid,
Elf honderd.
Bonaventuur:
Ha! ha! ha! die visboer is een guit.
3. Ik had bij mijn opsomming van de verschillende benamingen waarmee de bewoners van stad en land in de loop der eeuwen worden aangeduid, ook nog kunnen wijzen op het begrip waarin beiden elkaar ontmoeten, nl. hereboer, d.i. de stedeling die zich voor liefhebberij met het boerenbedrijf bezighoudt. Het WNT geeft van hereboer in deze bet. geen voorbeelden die ouder zijn dan de 19de eeuw en zeer waarschijnlijk is het de opvolger van een ander woord, dat eigenlijk nog wel zo sprekend is, nl. burgerboer. Dit woord is bekend uit de rei van Eubeërs na het derde bedrijf van Vondels Palamedes en wordt op die plaats zowel door het WNT als, in navolging daarvan, door Moller in de WB-uitg. verkeerd verklaard als ‘gewone staatsburger die boer is’. De burger in deze samenst. is natuurlijk, het arcadische karakter van de beschrijving bewijst het, een rijke stedeling, een liefhebber. Ik vond nog een latere bewijsplaats van burgerboer in deze zin: de titel van een omstreeks 1765 verschenen werk, dat een soort encyclopedie voor een hereboer wil zijn, luidt ‘De Burger-Boer of Land-Edelman’Ga naar voetnoot1). Hieruit blijkt dat we niet met een literaire gelegenheidsvorming van Vondel te doen hebben, maar met een werkelijk levend woord uit de algemene taal. Hereboer, dat dan wellicht in het eind van de 18de of het begin van de 19de eeuw burgerboer in de genoemde bet. is opgevolgd, betekende oorspronkelijk waarschijnlijk wat anders, nl. ‘rijke boer die zich niet meer rechtstreeks met het bedrijf bemoeit’ (verg. WNT i.v.). K. Heeroma. |
|