[De Vooys-nummer]
Ter inleiding.
In overleg met ondergetekenden heeft de firma J.B. Wolters het denkbeeld opgevat om de herinnering aan de dag waarop prof. dr. C.G.N. de Vooys de 70-jarige leeftijd zou bereiken, vast te leggen in het tijdschrift waaraan hij nu 36 jaren - eerst samen met J. Koopmans, later alleen - leiding heeft gegeven. Om dit plan te verwezenlijken hebben zij een beroep gedaan op degenen die in de laatste jaren min of meer geregeld aan het tijdschrift hebben meegewerkt, en zich verstout de redacteur bij verrassing voor één keer het werk uit de handen te nemen.
De dubbele aflevering die heden verschijnt, is bedoeld als een eerbewijs aan de man, die sedert het begin van deze eeuw een van onze beste wegbereiders en ontginners is geweest op het gebied van de Nederlandse taalwetenschap zowel als van de letterkundige geschiedenis. ‘Tallozen heeft hij aan zich verplicht; ik ben door gevoelens van eerbied, erkentelijkheid en vriendschap aan hem verbonden’, schrijft ons een medewerker, en een andere noemt hem ‘een toegewijd dienaar der wetenschap en der vaderlandse cultuur, een beminnelijk mens en bemind geleerde, die ook véél betekend heeft voor velen die niet zijn rechtstreekse leerlingen waren.’ Zij hebben onder woorden gebracht wat naar wij menen tot buiten de kring van leerlingen en vakgenoten wordt gevoeld en erkend.
Dat hij nog lange jaren, op het terrein dat hem zo lief en zo vertrouwd is, de onvermoeide en enthousiaste gids mag blijven, is de wens die dit vriendschappelijk huldeblijk begeleidt.
26 Mei 1943.
C.B. van Haeringen.
G. Stuiveling.
D.C. Tinbergen.