De Nieuwe Taalgids. Jaargang 36
(1942)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 265]
| |
Aankondigingen en mededelingen.Twee nieuwe bloemlezingen uit de moderne dichtkunst, in Noorden in Zuid-Nederland. Onder de titel Stille OpmarsGa naar voetnoot1) deed F.W. van Heerikhuizen een keuze uit de ‘Verzen van de nieuwe generatie in Nederland’, met een uitvoerige Inleiding (blz. 10-43). In een ‘verantwoording’ zegt hij, dat hij ‘zich vooral geïnspireerd heeft op een van de weinige hem zinvol voorkomende bloemlezingen uit de moderne Nederlandse poëzie, nl. Coster's Nieuwe Geluiden.’ Zijn bedoeling is, de lezers ‘bekend te maken met de mooiste verzen die de laatste jaren te onzent geschreven zijn’, en ‘enig inzicht te geven in de plaats van deze verzen in hun tijd’, zich daarbij bepalend tot Noord-Nederland. In de Inleiding wordt de betekenis van het expressionisme en de ‘nieuwe zakelijkheid’ voor de Nederlandse verskunst beknopt uiteengezet, en uitvoeriger gesproken over het optreden van Forum (1932-'35), als ‘de hoofdbasis waarvan de nieuwere poëzie is uitgegaan’. Van de ouderen is alleen M. Nijhoff vertegenwoordigd met werk uit zijn ‘laatste periode’, samen vallend met het optreden van jongeren, sedert 1933. Alle auteurs, een 19-tal, en de gekozen gedichten - uiteraard een zeer persoonlijke keuze - worden in de inleiding kort gekarakteriseerd. Een soortgelijk boek voor Zuid-Nederland, breder van opzet, werd samengesteld door André Demedts: De Vlaamsche Poëzie tusschen 1918 en 1941Ga naar voetnoot2). De Inleiding (blz. 7-125) vormt een studie op zich zelf, bestaande uit de volgende tien hoofdstukken: I. Vlaamsche Poëzie en Europeesche Hernieuwing, II. ‘Ruimte’ en het humanitair Expressionisme, III. Op zoek naar de zuivere Poëzie, IV. ‘'t Fonteintje’ en de Sensualisten, V. Moderne realisten, VI. De Dichters der Innerlijkheid, VII. Godsdienstige en wijsgeerige Dichters, VIII. Romantische dichters, IX. ‘De Tijdstroom’, ‘Vormen’ en het Vitalisme, X. Politieke en volkverbonden Kunst. In de Bloemlezing (blz. 129-327) zijn de dichters alfabetisch gerangschikt: de meeste van dit zestigtal zijn ruim vertegenwoordigd. Achterin vindt men ook een reeks Bio- en bibliografische nota's over de behandelde dichters. Voor de studie van de moderne Vlaamse dichtkunst is dit boek dus een belangrijke aanwinst. | |
[pagina 266]
| |
Phonometrie. Een zakelijke bespreking van Sveinn Bergsveinsson's proefschrift Grundfragen der Isländischen Satzphonetik (Kopenhagen - 1941, prijs 15 Kr.) valt wegens het onderwerp buiten het kader van ons tijdschrift. De schrijver heeft evenwel een dubbel doel: zijn studie is niet alleen een uiteenzetting van ‘Grundfragen speziell der isländischen Satsphonetik, sondern ein erster Entwurf der Prinzipien einer allgemeinen Satzphonetik zugleich’, en verdient daarom de aandacht van linguisten in ruimere kring. Dat geldt vooral de principiële inleiding Zur Theorie und Methode der Phonetik (blz. 11-23), waarin de verhouding en tegenstelling tussen ‘Experimentalphonetik’ en Phonologie ter sprake komt, en de Phonometrie als ‘eerste poging tot een synthese’ aanbevolen wordt. De Phonometrie ‘wählt nicht einzelne Wörter, sondern die ganzheitliche sinnvolle Rede als Forschungsgegenstand’. Belangrijk en helder geschreven zijn ook de hoofdstukken Über Silbentheorien (blz. 63 vlg.), die vergeleken en tegen elkaar afgewogen worden, en de beschouwingen over Die Prinzipien der Melodieforschung (blz. 125 vlg.). Voor het Nederlands is op dit gebied o.a. door Guittart, Overdiep en Pée reeds verdienstelijk werk verricht. Voortgezet onderzoek zal met dit Deense proefschrift rekening dienen te houden.
Een Italiaans boek over Guido Gezelle. In een reeks van monografieën over ‘autori di più larga fama’ verscheen een deel over Guido Gezelle, door Romana Guarnieri (Morcelliana - Brescia - 1941). De schrijfster, die zich grondig op de hoogte gesteld heeft van de gehele litteratuur over dit onderwerp, beschrijft uitvoerig het leven van de dichter (blz. 1-142), toegelicht met aanhalingen uit zijn werken, terwijl in het tweede gedeelte proeven van vertalingen gegeven worden (blz. 143-199). Dat daarbij door het prijsgeven van het rijm en het teloorgaan van de Vlaamse klanken de dichterlijke waarde niet geheel tot zijn recht kon komen, is vanzelfsprekend, maar van de eigenaardige persoonlijkheid van de dichter en de geest van het werk kan de Italiaanse lezer een goede indruk krijgen. Don Giuseppe De Luca schreef voor dit werk een uitvoerige inleiding (blz. VII-XXII).
Klanknabootsing en klanksymboliek. Ongeveer gelijktijdig met mijn verhandeling over dit onderwerp, verscheen hoewel reeds gedrukt in 1940, in het Tijdschrift | |
[pagina 267]
| |
voor Ind. Taal-, Land- en Volkenkunde (LXXX, afl. 2) een uitvoerige studie van Prof. Dr J. Gonda: Some remarks on onomatopoeia, sound-symbolism and wordformation à propos of the theories of C.N. Maxwell, met overvloedig materiaal uit Indonesische talen, maar als parallellen ook uit Europese talen.
Diminutieve en affektieve suffixen in de Germaanse talen. Over dit onderwerp verscheen een studie van E. Kruisinga in de Mededeelingen der Nederlandsche Akademie van Wetenschappen, afd. Letterkunde, Nieuwe reeks V No. 9 (Amsterdam - N.V. Noord-Hollandsche U.M. - 1942).
Handelingen van het vijftiende Vlaams Philologencongres. Onlangs verschenen de Beknopte Handelingen van dit kongres, in Maart 1940 te Gent gehouden. Daarin is volledig afgedrukt de openingsrede van Paul de Keyser: De studie van de volkstaal in het raam der volkskunde, terwijl de voordrachten in de sektievergaderingen beknopt samengevat worden.
Westfriesch Jaarboek (1942). In dit jaarboek, uitgegeven door de West-Frieze-styk, is een uitvoerige studie opgenomen van K. Heeroma over Hollands en Fries (blz. 10-49), met enige taalkaartjes toegelicht.
Twee Brouwershavense dichters. In het Archief van het ‘Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen 1941-1942’ publiceerde P.J. Meertens een kleine bijdrage over Jacob en Johanna Hobius, twee Brouwershavense dichters uit de kring van Jacob Cats.
Taalzuivering. Van de bekende brochure, uitgegeven door het Algemeen Nederlandsch Verbond, verscheen in 1941 een elfde herziene en vermeerderde druk, waarin de losse aantekeningen over stijl- en taalfouten verwerkt zijn tot een beredeneerd geheel, dat als inleiding dient. De oude spelling is door de vereenvoudigde vervangen. Opmerkelijk is, dat aan de germanismen, in verhouding tot anglicismen, nauwelijks plaats verleend is. De lijsten, in Onze Taal gepubliceerd, hadden bij de samenstelling van dit boekje goede diensten kunnen bewijzen, al zijn deze m.i. niet onvoorwaardelijk te aanvaarden. | |
[pagina 268]
| |
Nieuwe uitgaven en herdrukken voor het onderwijs. Van de firma J.B. Wolters ontvingen wij de 16de druk van Poelhekke's Woordkunst, opnieuw herzien door Jos. J. Gielen, met een los supplement: Opdrachten bij de bestudering van Woordkunst door Jos. J. Gielen; de 17de druk van de Historische Schets van de Nederlandse Letterkunde door C.G.N. de Vooys, met medewerking van G. Stuiveling, de veertiende druk van Esmoreit, bezorgd door R. Verdeyen, en Taalvorming, Leesboek II door R. Kuitert en A. van der Wijden. Van de firma G.B. van Goor Zonen ontvingen wij: Gouden Aren, deel II (3de gewijzigde druk) door J.A. Brandse en R.W. Lieve, en Oefeningen bij ‘Is dat goed Nederlands?’ door F.C. Dominicus en Charivarius en Praktisch Taalboek door A. Bertram.
C.d.V. |
|