De Nieuwe Taalgids. Jaargang 36
(1942)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdDe naamvals-N bij een Zuidnederlands schrijver.Het letterkundig maandblad Criterium van Oktober-November 1941, bevat een verhaal getiteld Het Tankschip, van de Antwerpse schrijver Willem Elsschot (schuilnaam van Alfons de Ridder). De vereenvoudiger, Kollewijner of niet, zal bij de lezing ervan al spoedig getroffen worden door de ongewone, grillige toepassing van de naamvals-n. De auteur, niet-vereenvoudiger, blijkt in dezen allesbehalve konsekwent te zijn ten opzichte van het traditioneel gebruik. Bij toetsing aan de geslachtslijst van De Vries en Te Winkel verkreeg ik in dit stuk van slechts 26 bladzijden het volgende resultaat: de seksuele n toegepast in 9, weggelaten in 27 gevallen; de niet-seksuele n toegepast in 61, | |
[pagina 228]
| |
weggelaten in 39 gevallen. De naamvals-n was dus in het geheel 70 keer geplaatst en 66 keer weggelaten. De seksuele n komt al heel weinig voor. Ik trof hem aan bij havenmeester, heer, Heiland, Jack Peeters, koning, man, manager, speaker, en steller. Man moet het echter 6 keer doen zonder -n, bijv.: ‘van die eerlijke man’, ‘je moet de man in alles zijn zin geven’. Speaker mist 1 maal de -n: ‘die de fransche speaker razen liet’. Woorden als bookmaker, concierge, debiteur, eigenaar, generaal gevangene (‘van die Spaansche gevangene met zijn verborgen schat’), jongen, kerel, kok, landgenoot, opdringer, Oscar, pastoor tsaar, vreemdeling, en vriend krijgen de -n niet. De niet-seksuele n wordt nu eens wel en dan weer niet toegepast bij: arm, avond, fiscus, naam, stap, tijd, vorm en wagen, bijv.: Iederen avond ging ik naar de Bar’, naast ‘en nog dezelfde avond zou het epos van de Guadeloupe gezongen worden’; voor onbepaalden tijd’, naast ‘ik verweet hem al die tijd....’. Blik en hoek krijgen wel de -n, aanblik en scheepvaarthoek echter niet De mannelijke woorden: achtcylinder, aftocht, boeg, brief, dageraad, datum, dauw, dijk, draak, eisch, gloed, hond, inktpot, kant, moed, middag, nevel, oorlog, overtocht, prijs, regenboog, rooster, strop, tekst, tuin, vogel, voorraad, en verkoop moeten het zonder de -n stellen. In hoever dialektiese invloed hier een rol speelt, kan ik niet beoordelen. Van ‘accusativisme’, het schrijven van de accusatief-n in de onderwerpsvorm, is geen sprake. Aan een enkel woord en een enkele woordschikking kan men merken dat een Zuid-Nederlander de schrijver is, maar dan een Vlaming die vreemd met de traditionele naamvals-n omspringt. Dr. Walter Couvreur, bestrijder van de n-regel der vereenvoudigers, zegt in zijn artikel De Nederlandsche spelling- en schrijftaalhervorming van Henri Bruning's Verworpen Christendom (1938): ‘In de eerste vijftig bladzijden van dit boek wordt de accusatief-n 55 maal juist geplaatst en 46 maal “vergeten”’Ga naar voetnoot1). Als voorbeeld van stelselloze toepassing had hij wellicht beter zijn stad- en landgenoot Elsschot kunnen noemen met diens 70 en 66 keer op - zes en twintig bladzijden. Het Tankschip verscheen echter negen maanden na Couvreur's studie. Van de Zuid-Nederlander of Vlaming wordt gezegd dat hij vastheid omtrent het genus bezit en dat de ‘Hollander’ deze mist. Wanneer we onder dit genus moeten verstaan het geslacht volgens | |
[pagina 229]
| |
de lijst van De Vries en Te Winkel, is Elsschot voor de toepassing van de naamvals-n al een heel onbetrouwbare gids. De Vlaming en Waal die hun Nederlands uit de boeken willen of moeten halen, zullen bij deze letterkundige slecht in de leer kunnen gaan. De ‘vereenvoudiger’ ziet het n-probleem niet als ‘bijkomstig’ aan, zoals de linguïst CouvreurGa naar voetnoot1). Integendeel, het niet-toepassen van de -n is zijn hoofdregel. De kunstmatige -n, die bovendien zoveel kostbare tijd van de school vergt, verwerpt hij. En als Couvreur nu betoogt dat ‘dit vraagstuk alleen in de schrijftaal bestaat en niet in de beschaafde spreektaal, die casueele beteekenis met woordorde verbindt’Ga naar voetnoot2), dan moeten we hem hier toch wijzen op de funeste invloed van die casus-n bij redenaars, sprekers in het publiek en bij de lezer. Naast ‘fouten op papier’ willen de vereenvoudigers dan toch ook de fouten in het spreken en lezen die daarvan het gevolg zijn, bestrijden; kortom, fouten die de leek op een dwaalspoor brengen, waardoor we een Nederlands te horen krijgen dat onnatuurlijk aandoet. Wat de voornaamwoordelijke aanduiding betreft, Het Tankschip zou ook door een Noord-Nederlander kunnen geschreven zijn. Opvallend echter dat Elsschot het bezittelijke haar ook wel verbuigt: ‘de baak van haren winkel’, ‘weggezakt in haren hoek’, ‘mevrouw Ketelaar met hare twee aankomende dochters’. Daarentegen doelende op het tankschip de Josephine: ‘droeg zij een witrooden band om haar zwarten schoorsteen’, en ‘met haar hooge boeg en zware kont’, in welke laatste aanhaling hooge ook geen naamvals-n krijgt. ‘Te bate van het moedertaal-onderwijs moet gebroken worden met de buiging van een gelatiniseerde grammatica. De naamvals-n is evenzeer strijdig met het levende Nederlands van Zuid- als van Noord-Nederland. Het is niet toevallig dat ook in het Zuiden juist de organisaties van onderwijzers en leraren herhaaldelijk op de invoering van de vereenvoudigde schrijfwijze aangedrongen hebben.’ Aldus De Vooys in zijn ‘Nog enige kanttekeningen’ bij het reeds genoemde artikel van Couvreur. De praktijk van Elsschot die in Het Tankschip herhaaldelijk van de ‘historische norm’ afwijkt, bevestigt de juistheid van deze uitspraak. Was toch de naamvals-n een levend element in het Nederlands van deze schrijver van naam, een zo stelselloze toepassing zou niet mogelijk geweest zijn. Utrecht, Juni 1942. J.A. Daman. |
|