De Nieuwe Taalgids. Jaargang 36
(1942)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd‘Ic warpe u eenen schoelap naer’.Als in de bekende klucht van Nu Noch de ‘Ghebuere’ den pantoffelheld heeft aangeraden, op al wat zijn vrouw zegt of doet te reageren met de twee woorden, waaraan de klucht haar naam ontleent, neemt hij (vs. 64 vlg.) van hem afscheid met de woorden: Gaet henen, gaet henen, ic warpe u eenen schoelap naer
Dat ghij wel herden moet in dezen, enz.
Leendertz (Middelnederlandsche dramatische poëzie, pag. 546) geeft hierbij de annotatie: ‘Den schoen uittrekken en overreiken was oudtijds het symbool, dat men afstand deed van goed of erfenis, ook van de vaderlijke macht, zie Noordewier, Regts- | |
[pagina 205]
| |
oudheden bl. 58. De buurman schijnt dus te willen zeggen: “Ik trek er mij nu verder niets meer van aan, gij moet het nu vorder zelf klaarspelen”.’Ga naar voetnoot1) Als hij met deze verklaring gelijk had, zou achter vs. 64 een punt gelezen moeten worden; vs. 65 zou er in geen enkel syntactisch verband mee staan. Het ontbreken van het leesteken kan erop wijzen, dat de verklaring onjuist is. Veel meer echter pleit hiervoor de overweging, dat ‘iemand een schoen overreiken’ zeker niet hetzelfde is als ‘iemand een schoen (schoelap) nawerpen’. In zoverre heeft Leendertz gelijk, als men hier te doen heeft met een van de vele uitdrukkingen, welke ontstaan zijn als directe omschrijving van een of andere symbolische handeling. Nu is mijzelf eens een schoen nageworpen (het kan ook een pantoffel geweest zijn), en wel op de morgen dat ik moest loten voor de Nationale Militie. Ik had een vriend afgehaald, die mij zou vergezellen naar het gebouw, waarin over mijn lot zou worden beslist, en wij wilden juist zijn huis verlaten, toen het gebeurde: een schoen (slof) vloog langs de wand van het trapportaal en trof mij tegen de arm. Ik begreep er niets van en zocht naar de oorzaak van de heftige beweging van het voorwerp, dat in en vroegere rechtsperiode stellig deodand zou zijn verklaard. Lang behoefde ik niet te zoeken. Boven aan de trap stond de moeder van mijn vriend te lachen. Zij was het die gegooid had, omdat dit, naar zij zeide, geluk bracht. Zij was verwonderd, dat ik van deze heil brengende handeling nog nooit had gehoord. Hoever haar geloof in deze ging, weet ik niet. Waarschijnlijk geloofde zij er niet aan, - zoals men ook niet gelooft aan ‘afkloppen op ongeverfd hout’, terwijl men (meestal met lachen duidelijk te kennen gevend, dat men geen dupe is van dat bijgeloof) toch ‘afklopt’. In allen gevalle heeft haar goed bedoelde daad mij niet geholpen aan een voldoende hoog nummer bij de loting. Echter wel aan een verklaring van Nu Noch, vs. 64. Er bestaat dus een oud volksgeloof: iemand een schoen of een slof nawerpen is een magische handeling, die zijn lot op een | |
[pagina 206]
| |
gunstige wijze beïnvloedt. Magisch beïnvloeden kan de verbale omschrijving van zo'n handeling natuurlijk niet meer. De betekenis van een zegswijze en de betekenis van de daaraan ten grondslag liggende handeling staan met elkaar in een ‘metonymisch’ verband. ‘Iemand het heilige kruis nageven’ b.v. betekent: ‘hopen, dat hij niet meer terugkeert’. Zo betekent ‘iemand een schoen nawerpen’: ‘hopen (dat het hem goed gaat)’. Hoopte of wenste men dit niet, men zou nooit tot de handeling, aan welker magische macht men gelooft, overgaan. De betekenis der beide zinnen is dus: ‘Ik hoop van harte, dat je hierin (nl. in het zeggen van “nu noch”) standvastig zult zijn.’ Na alle door den man geopperde bezwaren heeft de behulpzame buurman wel enige reden om aan deze standvastigheid te twijfelen. Hieruit volgt, dat de interpunctie bij Leendertz (en in het handschrift) juist is. Vs. 65 moet begrepen worden als een bijzin bij vs. 64. Achter laatstgenoemde regel moet dus niet een punt maar geen leesteken staan (ook een komma is natuurlijk mogelijk). En vs. 66 is door ‘want’ niet met vs. 65 doch met vs. 64 nevenschikkend verbonden. - Een andere kwestie is: wat is de oorsprong van dit vreemde volksgeloof? In hoeverre is de bedoelde handeling symbolisch of symbolisch geweest? Hier en daar schijnt het in ons land nog de gewoonte te zijn, een bruid een van haar oude schoenen of pantoffels na te werpen, als zij zich naar het rijtuig begeeft, dat haar naar het stadhuis zal brengen. Iemand vertelde ons, dit in Breda te hebben gezien. Hier gaat het dus niet om een willekeurige schoen, maar speciaal om een schoen van de bruid. En deze wordt ook niet willekeurig weggeworpen, maar draaiende om zijn lengte-as. Het is ook zeker niet de bedoeling, de bruid ermee te raken; evenmin om te zorgen, dat haar huwelijk gelukkig wordt. De schoen doet hier dienst als profeet, als orakel, niet als magiër. Na zijn luchtreis ligt hij stil op de grond. Wijst hij nu met zijn punt naar het ouderlijk huis, dan wordt dit beschouwd als een slecht voorteken: het huwelijk zal ongelukkig zijn, de bruid zal weer bij haar ouders terugkeren. In het andere geval ziet haar toekomst er hoopvol uit. Een dergelijke, in haar primitieve symboliek gemakkelijk te begrijpen handeling ondergaat nu in de loop der tijden een betekenis-verandering, niet ongelijk aan die, waaraan woorden onderhevig zijn. De oorspronkelijke betekenis wordt vergeten. | |
[pagina 207]
| |
Wat er dan overblijft, is zinloos; en het blijft zinloos, zo men niet zoekt naar een verklaring voor zijn handeling, zo men er niet een nieuwe zin aan geeft. Den toeschouwer viel het werpen van de schoen als hoofdmoment van het volksgebruik op, ja hij zag er het gehele volksgebruik in; hij begreep niet, dat er iets geïnterpreteerd moest worden. Als enige ‘redelijke’ verklaring bleef dan nog over: door de bruid een schoen na te werpen tracht men haar huwelijk gunstig te beïnvloeden; in verband met de voltrekking van het huwelijk bestonden er immers zovele oude, in hun oorsprong onduidelijke, min of meer als magisch gevoelde gebruiken. Was het eenmaal zover, dan kon de handeling uiterlijk hoe langer hoe meer degenereren: iemand (niet meer een bruid) een (willekeurige) schoen (zonder draaiende beweging) nagooien. Er is nog een andere verklaring mogelijk. Ook het geloof in orakels degenereert, vooral dan in orakels, die men zelf in zijn macht heeft. Dit is niet zozeer een gevolg van voortschrijdende rationalisering. Men gelooft nu eenmaal altijd een gunstige voorspelling eerder dan een ongunstige; de hoop is sterker dan het geloof. En men zal niet nalaten een voorspelling, zo dat mogelijk is, in gunstige zin te beïnvloeden. Telt men b.v. met ‘ja, neen’ op zijn knopen af, of hetgeen men wenst zal gebeuren, dan zal men van te voren met het aantal knopen rekening houden. En hoeveel meisjes springen in het bekende orakel-liedje ‘Ik zal trouwen met....’ op een bepaald moment ‘onbewust-opzettelijk’ af? - Deze neiging om van te voren de fortuin te corrigeren kan hem, die het schoen-orakel wilde raadplegen, ertoe gebracht hebben, de schoen zo te werpen, dat hij in de gewenste richting kwam te liggen. Met enige oefening is dit wel te bereiken. Dan is de verdere ontwikkeling vanzelf gegeven. Wat overblijft, is een handeling, waarvan men de oorspronkelijke symbolische betekenis niet kent en waarvan men bij overlevering heeft gehoord, dat zij magische macht bezit. Met een lach tracht men dan anderen en ook misschien wel zichzelf ervan te overtuigen, dat men in die magische macht ‘eigenlijk’ niet gelooft. - De uitdrukking ‘ic warpe u eenen schoelap naer’ en haar oorsprong uit een oud volksgebruik, een oud volksgeloof, zou als bewijsmateriaal kunnen dienen in de controverse, die na de beschouwingen van Max Müller over de relatie tussen metaphoor (symbool) en mythe is ontstaan. Zij zou bewijzen, dat inderdaad een symbool tot een (magische) mythe kan degenereren. Tiel, Mei 1942. C.F.P. Stutterheim. |
|