De Nieuwe Taalgids. Jaargang 36
(1942)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 190]
| |
Uit de tijdschriften.
| |
[pagina 191]
| |
die hij met toelichting uitgeeft. - E. Meeussen behandelt Ellips in Beschrijvende Taalkunde. - J. Gessler verschaft gegevens Over de Oudhasseltsche namen der maanden, en drukt de berijmde Tien geboden Gods af uit een getijdenboek der 15e eeuw.
Verslagen en Mededeelingen der Kon. Vlaamsche Academie. April. Emmanuel de Bom herdenkt in een voordracht Volk van Dichters allerlei dichters die de roem van zijn land, in 't biezonder van Antwerpen, vermeerderd hebben. - J. van Mierlo putte hoogstmerkwaardige gegevens Uit de uitgave van het Obituarium van Groenendaal: met zekerheid kan nu Godefridus de Wevel aangewezen worden als de auteur van het traktaat Vanden XII Dogheden, terwijl eveneens vaststaat dat de Brabander Vranke Callaert te vereenzelvigen is met de merkwaardige vertaler van de zgn. bijbel van 1360. Mei. A.J.J. van de Velde behandelt opnieuw een groot aantal Technische Woorden. - Jan Lindemans wijst op het belang van de Onomastiek in dienst van de Literatuurgeschiedenis: tal van eigennamen (plaatsnamen en persoonsnamen) zijn ontleend aan de ridderromans. Juni. Willem van Eeghem toont opnieuw zijn speurzin in enige uitvoerige Biobiographica. Ze betreffen 1o Die seven Bliscapen en het Corenbloemken; 2o Brusselsche rederijkers op bezoek te Brugge (1515?); 3o Keizer Karel en de Berchemsche Boer (Prudens van Duyses vertelling (1836) en haar invloed.
Taal en Leven. Mei. Willem van Doorn geeft een Interpretatie van een sonnet van J.A. der Mouw. - Chr. Smit verzamelde eigenaardige gevallen van Accentverschuiving in het Nederlands. - R. Kuitert maakt een kritische opmerking bij het Rapport over het moedertaalonderwijs (Nog steeds Schrijftaalonderwijs). - E. Kruisinga vervolgt zijn artikels over Filologie en Taalwetenschap, waarin hij zich beklaagt dat ‘van de studie van de levende taal aan onze universiteiten weinig terecht komt’. In de rubriek Kroniek en kritiek publiceert Gerlach Royen enige polemische bijdragen. - A.J. Schneiders oordeelt gunstig over Colmjon's boek De renaissance der cultuur in Nederland in 't laatste kwart der negentiende eeuw. - E. Kruisinga bespreekt het gedenkschrift Vijftig jaren van strijd van J.A. Daman. Volkskunde N.R. II No. 1. Cath C. van de Graft publiceert een uitvoerige studie over Nederlandsche Nieuwjaarskoekenijzers. - Robert Devoghel schrijft Over Volkslied en Volksliedstudie. - | |
[pagina 192]
| |
A.C.J. de Vrankrijker vervolgt zijn verzameling Kinderspelen in het Gooi. - P. de Keyser schrijft over Sinter Greef, Sint Maarten en Sint Niklaas in Oost-Vlaanderen. De nagedachtenis van de verdienstelijke volkskundige Jozef Cornelissen wordt geëerd. Tenslotte een lange reeks Boekbesprekingen van allerlei aard.
Germanisch-Romanische Monatsschrift. Okt.-Dez. In aansluiting bij een vorige studie in dit tijdschriftGa naar voetnoot1) bestudeerde Hubert Grimme Die Tonstufigkeit der neuhochdeutschen Vor- und Nachtonsilben, om verband te leggen tussen accent en syntaktische bouw.
Zeitschrift für deutsche Philologie LXVI, Heft 3-4. Marie Ramondt publiceert een uitvoerige studie over Entstehungsboden und Entstehungszeit des Mittelniederländischen weltlichen Dramas.
Anzeiger für deutsches Altertum und deutsche Literatur, LX. Heft 3-4. Th. Frings bespreekt zeer uitvoerig en waarderend de jongste critische uitgave van J.W. Muller's Reinaert.
Tijdschrift voor Levende Talen VIII, afl. 2. E. Buyssens vervolgt zijn kritisch opgezette studie over Les six linguistiques de F. de Saussure, waarin hij zijn bezwaren ontwikkelt. - In de rubriek Nederlandse Taalkunde bespreekt W. Pée o.a. Weynen's Nederlandse Dialecten en H. Meerts' Onkruid onder de Tarwe. - In de rubriek Nederlandse Letteren bespreekt Fr. Closset een groot aantal Noord- en Zuid-Nederlandse schrijvers.
It Beaken. Mei. De Starter-kenner A.E.H. Swaen brengt Nogmaals de Menniste Vryagie ter sprake, waarvan hij 45 jaar geleden (in Tijdschr. XVI), de bron aanwees. Sedert verzamelde hij over dit onderwerp allerlei nieuwe gegevens, die hij in dit artikel mededeelt.
Museum. Mei. J.G.M. Moormann beoordeelt De Nederlandsche Straatzanger en zijn liederen in vroeger eeuwen van F.H. Kossmann. C.d.V. |
|