Hoeveel Grieksche treurspelen heeft Grotius vertaald?
Er bestaat van Hugo de Groot een boekje ‘Euripides Tragoedia Phoenissae, emendata ex manuscriptis et Latine facta ab Hugone Grotio. Parisiis. Apud Jacobum Ruart cIɔIɔcxxx’. Vondel heeft van deze Latijnsche vertaling gebruik gemaakt voor zijn Nederlandsche ‘Feniciaensche of Gebroeders van Thebe’ (Zie W.B. Dl. X, p. 460).
In een brief van Grotius aan Vondel (Brandt, ‘Leven van Vondel’, ed. Hoeksema, 1905, p. 70) leest men: ‘Ik heb by wylen wel gedacht van de zelve (nl. Sophocles' ‘Electra’. G.K.) in 't Latyn te stellen, gelyk ik tot Hamburg zynde gedaan heb Euripides Taurische Iphigenia, de welke ik nu onlangs gezonden heb aan myn' broeder de Groot’.
Hieruit blijkt dus, dat Grotius, behalve Euripides' ‘Phoenissae’ ook de ‘Iphigenie in Tauris’ in het Latijn heeft overgezet. Ongetwijfeld doelt Vondel hierop, als hij in de opdracht van zijn ‘Iphigenie in Tauren’ schrijft: ‘De Groot koos, beneffens andere (curs. van mij, G.K.), de Fenisse...’ om te vertalen. (W.B.X., 233).
Is De Groot's vertaling van de ‘Iphigenie’ verloren gegaan? Noch in H.C. Rogge's ‘Bibliographie der werken van Hugo de Groot’, 1883, noch in J. ter Meulen's ‘Concise Bibliography of Hugo Grotius’, 1925, wordt melding er van gemaakt. Gedrukt is het handschrift, dat Hugo naar zijn broer zond, hoogstwaarschijnlijk dus niet.
De vraag naar het bestaan hiervan is van belang met het oog op Vondel's vertaling van hetzelfde stuk in het Nederlandsch. Dr. Meerwaldt deelt mee (W.B.X., 230), dat Vondel de Latijnsche overzetting van Portus in de uitgave van Commelinus heeft gebruikt. Maar hij rept met geen woord van De Groot's manuscript en van de mogelijkheid, dat Vondel dit wel onder oogen kan gehad hebben. Als we denken aan Vondel's vertaling van de ‘Phoenissae’ en aan de groote vereering en hartelijke vriendschap, die de dichter voor De Groot koesterde, ligt toch niets meer voor de hand dan dit. Zoolang echter het handschrift niet gevonden is, zal het onmogelijk zijn deze kwestie op te lossen.
G. Kamphuis.