De archaïserende stijl van Aernout Drost.
In mijn aantekening op blz. 125 van deze Jaargang heb ik ten onrechte ondersteld dat Van Eyck de archaïserende stijl van de schets Meerhuyzen voorbijgezien zou hebben: hij heeft er, integendeel, in zijn Drost-studies (Tijdschr. LX, blz. 192-194) de volle aandacht aan gewijd, maar beschouwt dit ‘slechts als een proefneming voor één keer’. Van Eyck acht dus deze kleine archaïserende schets bij Drost een der ‘rijpingsverschijnselen in zijn korte leven’, waarin hij tot het inzicht gekomen is ‘dat hij het in geen enkele vorm van imitatie zoeken moest’.
C.d.V.