De Nieuwe Taalgids. Jaargang 36

Uit de tijdschriften.
(Januari-Februari).

De Gids. Febr. Chr. Kroes-Ligtenberg publiceert het eerste gedeelte van een artikel over Een vriend van Aagje Deken, nl. de Amsterdamse koopman Jacobus de la Lande (1739-1817), een bekende door de omgang met de Rijnsburger collegianten.

De Nieuwe Gids. Febr. Lod. van Deyssel vervolgt zijn Gedenkschriften, over de jaren 1893-1901, en geeft weer enige Opmerkingen en Beschouwingen. - Martien Beversluis bespreekt een

[p. 95]

groot aantal bundels poëzie onder het opschrift: Demonstratic van verdeeldheid.

Groot-Nederland. Jan. In de rubriek Nederlandsch Proza beoordeelt Gerard van Eckeren de bundel Rekenschap van Garmt Stuiveling. Daarop volgen Kritische aantekeningen over proza van Johan van der Woude, over de reeks oorspronkelijke novellen De Tuinspiegel. De Poëzickroniek van A. Marja, met de ondertitel ‘Het tuintje der epigonen’, is gericht tegen de overschatting van de jongste dichtergeneratie.

Febr. In de rubriek Nederlandsch Proza bespreekt Gerard van Eckeren Mijn Broeders in Apollo, van Constant van Wessem, waarin deze herinneringen geeft ‘uit een litteraire periode, die van het epigonisme van De Nieuwe Gids naar Forum leidde.’ - A. Marja schrijft Kritische aantekeningen over Binnendijk als dichter en als criticus. Dezelfde schrijver polemiseert ten slotte met H.M. van Randwijk, die in deze aflevering de verhouding van het Jong Protestantisme in de letterkunde opnieuw ter sprake bracht.

Stemmen des tijds. Jan. C. Tazelaar geeft in een artikel Nog voor dezen tijd een beschouwing over Van Lennep's Ferdinand Huyck, naar aanleiding van de onlangs verschenen pracht-editie.

Febr. W. Sleumer publiceert een artikel, getiteld: Rondom Da Costa en zijn verhouding tot het economisch onderwijs. - C. Tazelaar geeft een reeks korte boekbesprekingen onder het opschrift Goede wijn.... en toch een krans, o.a. Pastoor Poncke van J.H. Eekhout.

Roeping. Jan. Een uitvoerige studie schrijft Gerard Knuvelder over Bordewijks ‘Apollyon’. - In de Kroniek der Poëzie beoordeelt Jos. Panhuysen de bundels Tijdelijk Isolement van Max Dendermonde, Boven Puin en Asch van Robert Franquinet en Wederkomst van Freek van Leeuwen.

Febr. Karel Meeuwesse geeft als ‘proeve van analyse’ een artikel over De poëzie van Jan Engelman. - A. van de Lisdonk bespreekt de Legende van den tijd van Anton van Duinkerken, een ‘vrucht van denken en verbeelden’. - In de rubriek Boekbespreking beoordeelt G. Knuvelder o.a. de laatste romans van Arthur van Schendel en De familie Hernat van Felix Timmermans.

Taal en Leven. Jan. Willem van Doorn geeft een Interpretatie van Perk's sonnet Sluimer. - Gerlach Royen signaleert Elf malle gevallen van ondeskundigheid en dilettantisme op taal-

[p. 96]

gebied. - E. Kruisinga schrijft over De spellingkwestie en de taalwetenschap en bespreekt Ongaaf Nederlands van Gerlach Royen.

Onze Taaltuin. No. 5. Jac. van Ginneken geeft een uiteenzetting over Gedekte en ongedekte klinkers in het Nederlands. - W. Janssen wijdt een uitvoerig artikel aan Venlo als kultuurhaard. - B.v.d. Eerenbeemt bespreekt de uitgave der Gentse Spelen van zinne door Van Dis en Erné; A.G.M. de Haas bespreekt Taal en Leven van J.A. Meyers. - A. Weynen wijst er op, dat J.F. Niermeyer's uitgave van Honderd Noord-Nederlandse oorkonden en akten uit de jaren 1254-1501, reeds in 1939 verschenen, ook voor de taalkunde van belang is.

Levende Talen. Febr. Gerlach Royen besluit zijn rijk gedokumenteerd artikel Bij paps en mams met de konklusie dat hij in de s ‘een gevoelsexponent’ ziet, zonder de herkomst afdoende te kunnen verklaren. - J.A. Rispens schrijft, naar aanleiding van Jan Prins' bundel ‘Later Werk’ een studie over De metamorphose van het alledaagsche. - W.H. Staverman wijst op een verkeerd gebruik van de onvoltooid verleden tijd in plaats van de Voltooid verleden tijd, waarvan hij voorbeelden aanhaalt bij een groot aantal hedendaagse auteurs. - A.J. de Jong bespreekt het proefschrift van A.P. Kieft over Homonymie en haar invloed op de taalontwikkeling.

Leuvensche Bijdragen XXXIII afl. 1-2. Bijblad. J. Gessler's bijdrage ‘Over oude Woorden en Uitdrukkingen’ betreft de woorden Lijfkoek en lieverkoek. - L. Grootaers publiceert Vragenlijst No. 36 van het Zuidnederlandsch Dialectonderzoek. Daarna volgen een lange lijst van Boekbesprekingen, o.a. Overdiep's Onze renaissance in proza en Lorreinenfragment door E. Rombauts, De Bruin's bloemlezing uit Mnl. geestelijk proza door J. Deschamps, Rispens' Richtingen en figuren in de Nederlandsche Letterkunde door R.F. Lissens, Kloeke's Taalatlas door J. Leenen, en G. Royen's Ongaafs Nederlands door L. Grootaers.

Germanisch-Romanische Monatsschrift XXIX. Heft 4-6. Een artikel van Herbert Grimme handelt over Der musikalische und der dynamische Akzent im Neuhochdeutschen und ihr Verhältnis zueinander. Hij betoogt, op grond van zijn Westfaals taalgebruik, dat ‘der musikalische Akzent als das Kernstück der neuhochdeutschen Akzentnation zu gelten hat’, en onderscheidt daarbij zeven klanktrappen, ‘deren jede auf eine syntaktische Besonderheit eines Satzgliedes hinweist’, wat hij met voorbeelden tracht aan te tonen.

C.d.V.