Spaanschen Brabander, vs. 982.
Wij allen kennen de scène, waarin Robbeknol, alleen in de kamer zijns meesters, ‘syn buyl eens stroopen’ gaat en de beurs met zijn ‘duysent vouwen’ doorzoekt, zonder er iets in te vinden:
Dits niet, niet, niet, niet, niet, niet, niet, nichil is hier meest.
Van den Bosch, Lett. Leesb. 13, 241, is over die zeven nieten gevallen en verklaart hun overvloed: ‘hokje voor hokje zoekt hij de buidel door’. Andere uitgevers hebben zich blijkbaar nimmer het hoofd gebroken over de lelijke regel. Toch is het naar alle waarschijnlijkheid een drukfout.
Een bedrag bestond oudtijds meestal uit drie getallen, zoals nu nog in het Britse Rijk: dat der ponden, der schellingen en der stuivers. Zo nog in Woutertje Pieterse: een (wissel) f'n sefen-en-dertig, sestien, acht, en een f'n driehondert-drie en een f'n sevehondert-dertien, ses, twaalf (Mult., Idee 1227).
Vervangen we, dit bedenkende, het middelste niet door met en schrappen we de volgende komma, dan krijgen we een echt Robbeknollige optelsom: ‘niet, niet, niet, met niet, niet, niet,’ te vergelijken met de kasregisterstand f 0,00.
Het verdient de aandacht, dat de hier voorgestelde verbetering al is te vinden in de druk van 1638.
C.A. Zaalberg.