Granida, vs. 89.
In het tijdschrift Hermeneus XII, blz. 22-26 en 51-58 heb ik een aantal plaatsen uit Hooft's drama's aangewezen die onder directe invloed van Vergilius staan. Volledigheid was niet mijn doel; maar onder het materiaal had toch mogen worden opgenomen de versregel uit de Granida die ik hier wil behandelen, een vers van algemene bekendheid:
Hoe aenghenaem is in een schoon lichaem de deucht.
Aeneïs V geeft een verslag van de spelen die Aeneas op Sicilië organiseerde om de nagedachtenis van zijn vader Anchises te eren. De loopstrijd is ten einde en de schone Euryalus (overwinnaar geworden door een list van zijn vriend Nisus), bevreesd dat de prijs hem zal ontgaan, staat met betraande ogen voor de scheidsrechters. Deze, bewogen door zijn tranen, maar vooral door zijn ‘deughden, aengenamer in een schoon lichaem’ (Vondels prozavertaling) kennen hem de eerste prijs toe. De woorden tussen aanhalingstekens zijn de vertaling van:
gratior et pulchro veniens in corpora virtus.
Het is duidelijk dat Daifilo zijn bekende monoloog, die het tweede bedrijf van de Gianida opent (489-522), met deze Vergiliaanse gedachte inzet.
A.A.V.