betoogt dat De dichter van ‘Bouwheers welleven’ Katholiek was. - A.E.H. Swaen schrijft over de zangwijze Betteken voer naer Mariemont; C.W.H. Lindenburg Over het ontstaan der Kamper uien. - G.I. Lieftinck beoordeelt een posthuum werk van Willem de Vreese, nl. De simonia ad beguttas, in Mnl. tekst. J.H. van Lessen beoordeelt de Academie-voordracht van C.G.N. de Vooys over Oorsprong, eigenaardigheden en verbreiding van Nederlands ‘slang’.
Tijdschrift voor Taal en Letteren XXIX, afl. 1. Jos. J. Gielen zet zijn denkbeelden uiteen omtrent Geschiedschrijving van de Nederlandse Letterkunde, naar aanleiding van de nieuwe Geschiedenis van de Letterkunde der Nederlanden en Prof. Baur's inleiding. - J. Heeren wijdt een artikel aan Jacob Zeeus, de Zevenbergsche dichter. - Ed. A. Serrarens beoordeelt het proefschrift van J.H.J. Willems over J.P. Hasebroek; J.F.J. van Tol beoordeelt de uitgave van Suso's Horologium door Zr. Hildegarde van de Wijnpersse.
Volkskunde I, No. 2. Jan de Vries publiceert een artikel over Volkslied en Kunstlied, naar aanleiding van de vertaling der Kalevada, door Jan H. Eekhout. - Jop Pollmann geeft een studie over Verwante Liederen, waarin een parallel getrokken wordt tussen liederen uit Nederland en uit Lotharingen. De aflevering bevat verder een rubriek Verscheidenheden en Boekbesprekingen.
Levende Talen. Febr. Willem van Doorn schrijft, met Engelse voorbeelden, over de vorm van Sonnetten en schijnsonnetten. - In een boekbespreking toont W. Mensonides zijn ingenomenheid met de studie Willem Bilderdijk als dichter van August Heyting.
Tijschrift voor Levende Talen VII, afl. 1. C. De Baere schrijft over Vloeken met een balk in hun wapenschild; hoe ze ontstonden, o.a. uit gewilde vervorming van eedformules, en uit een beroep op hogere macht.
Taal en Leven. April. Een artikel van Gerlach Royen (Bout en bydehant) gaat over de vraag, opgeworpen in het maandblad ‘Onze Taal’, of de verbogen vormen een d of een t behoren te hebben. De auteur beklaagt zich dat dit maandschrift ‘een asyl van taalschutters in alle formaat’ is. - N.C. Andriessen