Vondel en de Nieuw-Bulgaarse letterkunde.
Toevallig kwam mij een dezer dagen nog eens onder de ogen Van Deyssel's kostelijk essay over de Bulgaarsche Letterkunde (Verz. Opst. I). Hij wil daarin ‘door beknopte mededeelingen en fragmenten de belang stelling in de nieuw-Bulgaarsche letteren wekken.’ Een van de ‘stukjes’, ‘door de pen van den ondergeteekende (ik laat weer het woord aan Van Deyssel!) gewaagd te vertolken in het Nederduitsch’, is een achtregelig gedicht van de Bulgaarse dichter Tapla, dat ‘ironisch begrepen moet worden’. Het is aan het adres van Ferdinand van Koburg en diens moeder Clementine:
Wie dwaalt in rijke krinoline?
Het is de oude Clementine.
Wie is hij, dien de lauwer voegt,
En met een aanzicht zoo vernoegt
Gezeten op den zegenwagen,
Keert weer van 's vijands nederlagen?
De twee slotregels kan ik weglaten; het overige verdient hier nogmaals te worden afgedrukt, omdat de lezer, die daarnaast het begin van Vondels Zegesang ter eere van Frederick Henrick (Wie is hy dien de lauwer voeght enz.) wil plaatsen, onmiddellijk duidelijk wordt, dat de Bulgaarse poëet Tapla wel een zeer brutaal plagiaat heeft gepleegd.
Dit bedrijf zij dan hierbij gesignaleerd.
A.A.V.